Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de productie van [gedaagde] .
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader, eiser, en zijn zoon, gedaagde. De vader vorderde de ontruiming van de woning die hij sinds 2001 bezit en waar zijn zoon al veertien jaar woont zonder vergoeding te betalen. De vader heeft de zoon verzocht de woning te verlaten, maar de zoon heeft verweer gevoerd en stelt dat hij recht heeft op het gebruik van de woning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de zoon in het verleden met goedvinden van de vader in de woning heeft gewoond, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de huidige rechtspositie van de zoon. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van de zoon, die psychisch kwetsbaar is en afhankelijk is van een Wajong-uitkering, zwaarder weegt dan het belang van de vader bij onmiddellijke ontruiming. De vordering tot ontruiming is afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.