ECLI:NL:RBDHA:2025:5489
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek vanwege zijn medische situatie, welke door de Minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Dit primaire besluit dateert van 24 november 2020. Na het indienen van bezwaar, bleef de minister bij zijn afwijzing in het bestreden besluit van 20 november 2024. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 10 maart 2025, waarbij zowel de gemachtigde van de verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een gerelateerde zaak (NL24.46482), waarin het beroep van de verzoeker gegrond werd verklaard. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Desondanks heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de verzoeker heeft gemaakt, vastgesteld op € 907,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Drenten-Boon, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.