ECLI:NL:RBDHA:2025:5492
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres op 12 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die zij op 4 augustus 2022 had ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres had op 4 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd bij besluit van 20 december 2022 niet in behandeling genomen omdat Zweden verantwoordelijk was voor de behandeling. Dit besluit werd echter op 27 januari 2023 ingetrokken, waarna eiseres werd toegelaten tot de nationale asielprocedure. De aanvraag werd uiteindelijk op 20 februari 2024 ingewilligd. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 27 juli 2023, maar door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 werd deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe einddatum op 27 april 2024 viel. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was. Aangezien de ingebrekestelling van eiseres op 27 december 2023 te vroeg was ingediend, was de beslistermijn op dat moment nog niet verstreken. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 31 maart 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.