ECLI:NL:RBDHA:2025:5500
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Frankrijk
Op 2 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens identiteit niet is vermeld, had een asielaanvraag ingediend die door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen op grond van het feit dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvraag. Dit besluit was genomen op 14 maart 2025. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd opgemerkt dat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL25.13394) die betrekking had op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd bepaald dat de verzoeker geen recht had op vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van griffier mr. R. de Mul, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.