ECLI:NL:RBDHA:2025:5530

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
NL25.13226
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die de minister van Asiel en Migratie op 8 januari 2025 aan eiser heeft opgelegd. Eiser, die in het bezit is van een v-nummer, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek op zitting niet nodig was en heeft het vooronderzoek gesloten op 27 maart 2025. De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 21 januari 2025. Eiser betoogt dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelt dat dit betoog niet slaagt. Er is zicht op uitzetting, aangezien er een laissez passer-aanvraag is gedaan die momenteel in behandeling is bij de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank heeft geen reden gevonden om het beroep gegrond te verklaren en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door rechter G.J.H. Boerhof in aanwezigheid van griffier S. Voolstra en is openbaar gemaakt op 2 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13226

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

De minister heeft op 8 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek op zitting achterwege blijft en daarom het vooronderzoek gesloten op 27 maart 2025.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [1]
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 28 januari 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. [2] Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 21 januari 2025) rechtmatig is.
Is er zicht op uitzitting binnen een redelijke termijn?
3. Eiser betoogt dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. Volgens eiser is niet bekend dat ook maar één uitzetting naar Algerije in bijvoorbeeld de afgelopen drie maanden heeft plaatsgevonden. Uit de verslagen van de meest recente vertrekgesprekken blijkt dat eiser geen gebrek aan medewerking kan worden verweten.
3.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat zicht op uitzetting naar Algerije in het algemeen niet ontbreekt. [3] Eiser heeft niet onderbouwd dat dit in zijn geval anders is. Uit de M120 blijkt dat er op 13 januari 2025 een laissez passer-aanvraag is gedaan en dat deze tot op heden in behandeling is bij de Algerijnse autoriteiten. Aan de Algerijnse autoriteiten mag enige tijd worden gegund om de afgifte van een laissez passer in orde te maken. Dat eiser geen gebrek aan medewerking toont maakt dit niet anders.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
4. Eiser heeft zijn overige gronden die zien op het voortvarend handelen van de minister en de belangenafweging niet onderbouwd. De rechtbank toetst deze gronden en het voortduren van de maatregel dan ook ambtshalve. [4] De rechtbank ziet geen reden om het beroep gegrond te verklaren vanwege onrechtmatigheid van de bewaring.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
2.Rb Den Haag (zp Arnhem), 13 januari 2025, NL25.52008 (niet gepubliceerd).
3.ABRvS 6 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1892.
4.Vergelijk ABRvS26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.