ECLI:NL:RBDHA:2025:5545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/09/680302 / FT RK 25/151 en FT RK 25/153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een problematische schuldensituatie

In deze zaak heeft mevrouw [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan haar schuldeiser, de heer [naam 2], die niet akkoord ging met haar schuldregeling. Mevrouw [naam 1] heeft een schuldenlast van € 15.264,75 aan acht schuldeisers, waarvan de heer [naam 2] de enige is die het aanbod heeft afgewezen. Mevrouw [naam 1] heeft met hulp van de Kredietbank Nederland een voorstel gedaan waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het resterende deel wordt kwijtgescholden. De rechtbank heeft op 31 maart 2025 geoordeeld dat het verzoek om een dwangakkoord toewijsbaar is, omdat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd en de weigering van de heer [naam 2] om in te stemmen met de regeling onredelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanbod van mevrouw [naam 1] het maximaal haalbare is, gezien haar financiële situatie en de instemming van de meerderheid van de schuldeisers. De rechtbank heeft het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord toegewezen en het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en biedt de mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/680302 / FT RK 25/151 en FT RK 25/153
vonnis van 31 maart 2025
in de zaak van
[naam 1],
wonende binnen het arrondissement Den Haag,
hierna: mevrouw [naam 1] ,
tegen
[naam 2] , vertegenwoordigd door Credifin Nederland B.V.,
wonende te Den Haag,
hierna: de heer [naam 2] .
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Zij heeft een voorstel gedaan aan haar schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft mevrouw [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
Mevrouw [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 15.264,75 aan acht schuldeisers. Het is mevrouw [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de Kredietbank Nederland heeft zij voor het laatst op 24 mei 2024 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 10,12% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 5,06%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
De heer [naam 2] is als enige schuldeiser niet akkoord gegaan met dit voorstel. Mevrouw [naam 1] heeft een schuld aan de heer [naam 2] van € 4.271,74, dat is 27,98% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige zeven schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [naam 1] op 17 februari 2025 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil zij dat de rechtbank de heer [naam 2] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil zij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van mevrouw [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 24 maart 2025. Op deze zitting verschenen:
- mevrouw [naam 1] ,
- [naam 3] , Kredietbank Nederland,
- de heer [naam 2] .

3.Standpunten van partijen

3.1.
Mevrouw [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat de heer [naam 2] het aanbod niet aanvaardt. Volgens haar heeft zij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden en kan zij niet meer aanbieden dan zij heeft gedaan.
3.2.
De heer [naam 2] stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om, kort samengevat, de volgende redenen. Het aangeboden voorstel is volgens de heer [naam 2] te laag en staat niet in verhouding tot de openstaande vordering.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van mevrouw [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat de heer [naam 2] weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door Kredietbank Nederland. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoekster zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
Mevrouw [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat mevrouw [naam 1] aan haar schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Het aanbod is gebaseerd op inkomsten uit een parttime dienstverband. Mevrouw [naam 1] is werkzaam voor 18 uur per week. Uit het medisch adviesrapport van 24 maart 2024 volgt dat mevrouw [naam 1] belastbaar is geacht voor 24 uur per week. Ook volgt uit het rapport dat de afstand tot de arbeidsmarkt groot is en haar functie als woonkamer medewerker in de zorg het meest passend is. Ter zitting heeft mevrouw [naam 1] verklaard dat zij momenteel voor 50% in de Ziektewet zit en niet in staat is om meer uren te werken. Uit een recente verklaring van de behandelaar van GGZ volgt dat mevrouw [naam 1] kampt met ernstige psychische en psychiatrische problemen. Mevrouw [naam 1] is inmiddels aangemeld bij GGZ. In dit kader is er ook een herkeuring aangevraagd. Volgens mevrouw [naam 1] is zij nu belastbaar geacht voor 12 uur per week. Het medisch rapport kon echter nog niet worden verstrekt. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het aanbod op dit moment het hoogst haalbare is en op korte termijn geen hogere uitkering valt te verwachten.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen ruim 72% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan dat van de heer [naam 2] .
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over.
Het aangeboden akkoord wordt op korte termijn aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.9.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft mevrouw [naam 1] geen belang meer bij haar verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt de heer [naam 2] in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. M. van Nooijen, rechter, in samenwerking met B.A.H. van der Ven LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.