ECLI:NL:RBDHA:2025:5610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
NL25.4839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag van een Somalische eiser

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Somalische nationaliteit, heeft op 24 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is door de Minister van Asiel en Migratie op 24 januari 2025 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar verweerder niet. Eiser stelt dat hij tijdens een voetbalwedstrijd is mishandeld en met een mes is gestoken, en dat hij door Al-Shabaab is ontvoerd in een poging om hem te rekruteren. De rechtbank oordeelt dat verweerder de gestelde discriminatie niet ongeloofwaardig heeft mogen achten, maar dat er onvoldoende bewijs is dat eiser zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden in Somalië dat hij niet kan functioneren. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en draagt deze op om binnen 8 weken een nieuw besluit te nemen. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4839 (beroep)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 24 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 24 januari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en A. Ahmed als tolk. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren in [maand] 2007. Eiser voert aan dat hij tijdens een voetbalwedstrijd is mishandeld en met een mes is gestoken. Vervolgens is hij een maand vastgezet op het politiebureau. Ook is eiser ontvoerd door Al-Shabaab in een poging om hem te rekruteren. Daarbij is zijn oom doodgeschoten.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1. identiteit, nationaliteit en herkomst, 2. problemen vanwege discriminatie en 3. problemen met Al Shabaab. Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht en het tweede en derde element niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen.
Wat vindt eiser?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Ten aanzien van de discriminatie voert eiser aan dat hij is gediscrimineerd omdat hij na de mishandeling tijdens de voetbalwedstrijd langer is vastgezet dan de anderen omdat hij tot een andere stam behoort. Daarnaast voert eiser aan dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard en is bij de beroepsgronden een nadere uitleg gegeven aan de verklaringen van eiser als het gaat om de tegenstrijdigheden die door verweerder worden tegengeworpen. Verder voert eiser aan dat verweerder geen rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Als voorbeeld voert eiser aan dat verweerder is uitgegaan van een boerderij zoals die eruit ziet in Nederland, als een huis met land eromheen. In eisers geval woont de boer in een dorp en bevinden de landerijen van een boerderij zich vaak op enige afstand van het woonhuis.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Discriminatie
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gestelde discriminatie niet ongeloofwaardig mogen achten. Verweerder heeft ten onrechte geoordeeld dat eiser wisselend heeft verklaard over de ernst van de verwondingen. Eiser zou enerzijds hebben verklaard dat hij ernstig was toegetakeld en anderzijds dat de verwondingen niet zo ernstig waren. Ter zitting heeft eiser verklaard dat het voorval zelf, namelijk dat hij twee keer met een mes gestoken werd, ernstig was, maar dat het fysieke letsel uiteindelijk niet zo ernstig was dat hij daarvoor naar het ziekenhuis moest. Voor de behandeling van zijn wonden was een bezoek aan de apotheek voldoende. Daarbij heeft eiser uitgelegd dat een apotheek in Somalië meer een soort huisartsenpost is. De rechtbank volgt deze uitleg, nu deze past binnen de context van het gehoor. Het antwoord van eiser dat zijn wonden niet heel ernstig waren, is namelijk een reactie op de vraag of hij zich nog goed kon bewegen – een vraag die louter ziet op de ernst van het letsel. [1]
6. Echter ook al had verweerder dit asielmotief geloofwaardig moeten achten dan nog had dit niet betekend dat verweerder de aangevraagde verblijfsvergunning had moeten verlenen. Uit het asielrelaas van eiser is immers niet gebleken dat eiser vanwege discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden in Somalië dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
Problemen met Al-Shabaab
7. Verder oordeelt de rechtbank dat verweerder de problemen met Al-Shabaab ook niet ongeloofwaardig heeft mogen achten. Verweerder heeft ten eerste niet mogen tegenwerpen dat er geen aanleiding was voor eiser om naar [plaats] te vertrekken, nu verweerder het asielmotief discriminatie niet ongeloofwaardig heeft mogen achten.
8. Verweerder heeft in het bestreden besluit wel terecht tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over het tijdsverloop tussen de telefonische bedreigingen aan zijn oom en de ontvoering. Eiser heeft tijdens zijn vrije relaas verklaard dat hij na de bedreigingen altijd moest thuisblijven en ‘op een dag’ gemaskerde mannen van Al-Shabaab hem kwamen ontvoeren. [2] Daarna heeft eiser op vragen tot twee keer toe verklaard dat hij op dezelfde dag als de telefonische bedreigingen is ontvoerd. [3] Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij niet heeft gezegd dat Al-Shabaab ‘op een dag’ naar het huis kwamen en hem toen hebben ontvoerd. De rechtbank vindt dit echter niet aannemelijk, omdat deze verklaring voor het eerst ter zitting is aangevoerd en niet in de correcties en aanvullingen, de zienswijze of de beroepsgronden. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting naar het oordeel van de rechtbank echter terecht naar voren gebracht dat deze tegenwerping alsmede verweerders overige tegenwerpingen onvoldoende zwaarwegend zijn om het gehele asielrelaas ongeloofwaardig te achten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
9. De gemachtigde van eiser heeft met de beroepsgronden de tegenwerpingen van verweerder afgezwakt door een nadere uitleg te geven aan de verklaringen van eiser ten aanzien van verweerders tegenwerpingen. Daarnaast zien deze tegenwerpingen enkel op minder zwaarwegende onderdelen over de aanloop naar de kern van het relaas. Terwijl ten aanzien van de kern van het asielrelaas, te weten: de ontvoering door Al Shabaab, het doodschieten van eisers oom en de mishandeling toen hij werd vastgehouden, geen tegenstrijdigheden zijn tegengeworpen. Daarnaast is het asielrelaas van eiser in algemene zin onderbouwd door de passages uit het Algemeen Ambtsbericht van juni 2023 die de gemachtigde van eiser heeft opgenomen in de beroepsgronden.
10. Verweerder is niet ter zitting verschenen om op de beroepsgronden te reageren en heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank is zonder nadere motivering van verweerder van oordeel dat verweerder dit asielmotief niet ongeloofwaardig heeft mogen achten.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. Het besluit is in strijd met het motiveringsbeginsel. De rechtbank zal het besluit daarom vernietigen en verweerder opdragen binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814,-. [4]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Nader gehoor, bladzijde 11.
2.Nader gehoor, bladzijde 5.
3.Nader gehoor, bladzijde 14.
4.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 907,- per punt en een wegingsfactor 1.