ECLI:NL:RBDHA:2025:5612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
NL25.7332
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Marokkaanse eiseres afgewezen, beroep gegrond verklaard

In deze zaak heeft eiseres, een Marokkaanse vrouw, op 19 januari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 8 februari 2025 afgewezen, met het argument dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Eiseres heeft ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar ontvangen. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak op 20 maart 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder niet. Eiseres heeft aangevoerd dat zij te maken heeft met strafrechtelijke vervolging en dat Marokko niet veilig is voor haar, wat volgens haar in strijd is met het Verdrag van Istanboel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet goed gemotiveerd is en dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de veiligheidssituatie in Marokko. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen 8 weken een nieuw besluit te nemen. Tevens zijn de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 2.721,-. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen vanwege gebrek aan connexiteit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.7332 (beroep) en NL25.7333 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster: (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

1. Eiseres heeft op 19 januari 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 8 februari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft ook een terugkeerbesluit en inreisverbod van twee jaar gekregen.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en H. de Man als tolk. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Zij heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1995. Eiseres is door haar moeder uitgehuwelijkt. Tijdens dit huwelijk werd eiseres verkracht en mishandeld. In [maand] 2021 is eiseres gescheiden. Na het huwelijk bleef de inmiddels ex-man eiseres lastig vallen, onder meer door middel van aangiftes tegen eiseres in verband met de kinderen.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven: 1. identiteit, nationaliteit en herkomst, en 2. problemen met de ex-man.
3.1.
Verweerder heeft beide asielmotieven geloofwaardig geacht en de asielaanvraag afgewezen. Verweerder heeft Marokko aangemerkt als een veilig land van herkomst en eiseres valt niet onder de uitzonderingsgroepen. Niet is gebleken dat Marokko niet veilig is voor eiseres. Ook is niet gebleken dat zij in voorkomende gevallen zich niet tot de Marokkaanse autoriteiten zou kunnen wenden.
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert, kort samengevat, het volgende aan. Eiseres voert aan dat zij nog steeds te maken heeft met strafrechtelijke vervolging en daarom valt onder de uitzonderingscategorie van artikel C7/1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Daarbij is van belang dat verweerder haar relaas geloofwaardig heeft geacht en dus ook voor wat betreft de openstaande gerechtelijke procedures. Verder voert eiseres aan dat de bepalingen uit de Procedurerichtlijn over het begrip veilig land van herkomst moeten worden uitgelegd in overeenstemming met het Verdrag van Istanboel. Eiseres verwijst daarbij naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 22 januari 2025. [1] Verweerder heeft onvoldoende onderzoek verricht naar de vraag of de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst in strijd is met het Verdrag van Istanboel. Verweerder heeft Marokko daarom ten onrechte als veilig land van herkomst aangemerkt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Veilig land van herkomst
5. De meervoudige kamer van deze zittingsplaats heeft zich bij uitspraak van 8 januari 2025 uitgelaten over de vraag of het uitzonderen van groepen zich verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig in de zin van de Procedurerichtlijn. [2] Nu de overwegingen van die uitspraak in de onderhavige zaak overeenkomstig van toepassing zijn, volstaat de rechtbank met een verwijzing naar rechtsoverwegingen 7. tot en met 9.7 van die uitspraak. Gelet op het voorgaande berust de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering. De rechtbank zal zich daarom niet meer uitlaten over de vraag of de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst in strijd is met het Verdrag van Istanboel.
6. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat Marokko voor eiseres niet veilig is. Daarbij is van belang dat uit de in beroep overgelegde rapporten kort samengevat blijkt dat de Marokkaanse overheid niet voortvarend handelt bij huiselijk geweld. Verweerder is niet ter zitting verschenen om hierover een standpunt in te nemen en heeft ook geen verweerschrift ingediend. Weliswaar heeft verweerder bij zijn afweging mogen betrekken dat de Marokkaanse rechtspraak ook in het voordeel van eiseres heeft geoordeeld, maar dat neemt niet weg dat de beoordeling onvolledig is geweest. Dat de rapporten pas in beroep zijn overgelegd doet daar niet aan af, gelet op de ex nunc toetsing in beroep. [3]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Het besluit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank zal het besluit daarom vernietigen en verweerder opdragen binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag. Nu er op het beroep is beslist, zal de rechtbank het verzoek om de voorlopige voorziening afwijzen vanwege een gebrek aan connexiteit.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.721,-. [4]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.721,-.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Uitspraak van rechtbank Den Haag van 8 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:172.
3.Artikel 83a Vreemdelingenwet 2000.
4.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 907,- per punt en een wegingsfactor 1.