ECLI:NL:RBDHA:2025:5613

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
NL25.2467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag van een Iraanse nationaliteit met betrekking tot politieke vervolging en gebrek aan medisch onderzoek

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Iraanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser diende op 12 december 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 10 januari 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep op 20 maart 2025, waarbij eiser, zijn gemachtigde en een tolk aanwezig waren, terwijl de verweerder afwezig was.

Eiser stelt dat hij in Iran politiek vervolgd wordt vanwege zijn kritiek op de overheid en zijn protesten tegen het regime. Hij heeft meerdere aanvaringen gehad met de Iraanse geheime dienst, wat heeft geleid tot seksueel misbruik. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet voldoende gemotiveerd is, vooral omdat verweerder niet is ingegaan op belangrijke elementen van eisers asielrelaas en het ontbreken van een medisch onderzoek door MediFirst, ondanks eisers verzoek hierom.

De rechtbank concludeert dat het besluit van de Minister in strijd is met artikel 3.109 van het Vreemdelingenbesluit 2000, en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de verweerder op binnen 8 weken een nieuw besluit te nemen. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2467 (beroep)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A.L. van de Glind),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 12 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 januari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hier beroep tegen ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en N. Adel als tolk. Verweerder was met voorafgaande kennisgeving afwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt de Iraanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1989. Eiser komt voor Iran uit in internationale sportwedstrijden en toernooien als bodybuilder. Tijdens één van deze toernooien in Amsterdam heeft eiser van zijn vrouw vernomen dat hij gezocht werd door de Iraanse politie. Eiser had in de sportschool in Iran openlijk kritiek geuit op de Iraanse overheid na de executie van zijn neef. Eiser heeft vervolgens asiel aangevraagd. Eiser heeft verder in Iran op straat en via social media geprotesteerd tegen het Iraanse regime. Daardoor heeft eiser meerdere aanvaringen gehad met de Iraanse geheime dienst, de SEPAH, waarbij hij ook een keer seksueel is misbruikt. Verder gelooft eiser niet in de islam.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) problemen vanwege politiek gemotiveerde activiteiten en 3) afkeer van de Islam.
3.1.
Verweerder heeft het eerste en het derde element geloofwaardig geacht en het tweede element niet geloofwaardig geacht. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen.
Wat vindt eiser?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende dragend is gemotiveerd omdat niet op alle gronden van de zienswijze is ingegaan. Daarbij wijst eiser bijvoorbeeld op het punt over de legale uitreis. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder een van eisers aanvaringen met de SEPAH ten onrechte heeft gekwalificeerd als een ‘stevig gesprek’. Dat is namelijk een waardeoordeel en daardoor ontstaat onduidelijkheid en verwarring in het nader gehoor. Daarnaast waren er verbindingsproblemen tijdens het nader gehoor. Eiser heeft daardoor niet goed kunnen verklaren. Verder heeft verweerder niets gezegd over de vraag of het misbruik als marteling moet worden aangemerkt. Dat maakt het besluit onzorgvuldig. Ten aanzien van de tegenwerping dat eiser de asielaanvraag niet zo snel mogelijk heeft ingediend, voert eiser aan dat hij ziek en gestrest was vanwege de oproepen van de Iraanse politie. Eiser heeft verder de originele oproepen verkregen en aan verweerder overgelegd voor onderzoek. Daarnaast heeft eiser een medisch document overgelegd waaruit blijkt dat hij suïcidaal was en ook daadwerkelijk een poging heeft ondernomen. Verder heeft eiser gedemonstreerd in Parijs en is hij daar herkenbaar in beeld gekomen. Deze beelden waren te zien op het nieuws in Iran, waardoor het aannemelijk is dat hij daarmee ook in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten is gekomen. Eerst ter zitting heeft eiser ten slotte aangevoerd dat hij geen medisch onderzoek heeft gekregen terwijl hij traumatische ervaringen heeft opgelopen en daarna toch gehoord is, zodat tegenstrijdigheden in zijn verklaring niet kunnen worden tegengeworpen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Procesorde
5. Pas ter zitting heeft eiser aangevoerd dat hij ten onrechte geen medisch onderzoek van Medifirst heeft gehad. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om deze beroepsgrond van eiser buiten beschouwing te laten vanwege strijd met de goede procesorde. De gemachtigde van verweerder had, indien deze ter zitting aanwezig was geweest, in staat worden geacht ter zitting inhoudelijk op deze beroepsgrond te reageren. Deze beroepsgrond is reeds in meerdere rechterlijke uitspraken beoordeeld. Gelet hierop is de minister naar het oordeel van de rechtbank niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank gaat daarom hieronder over tot een beoordeling van deze grond.
Onderzoek MediFirst
6. Uit het aanmeldgehoor van 27 februari 2024 blijkt dat eiser is gevraagd of hij behoefte heeft aan een medisch onderzoek door MediFirst en dat eiser hier bevestigend op heeft geantwoord. [1] Het dossier bevat echter geen uitnodiging of rapport van MediFirst en ook anderszins is niet gebleken dat eiser een medisch onderzoek heeft gehad. Nu verweerder niet ter zitting is verschenen om hierover nadere uitleg te geven, houdt de rechtbank het ervoor dat eiser ten onrechte geen medisch onderzoek heeft gehad, hoewel hij dat wel wilde en daartoe aanleiding bestond gezien zijn gestelde seksuele misbruik en de emotionele wijze waarop hij daar in het nader gehoor over verklaard heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee in strijd gehandeld met artikel 3.109 van het Vreemdelingenbesluit 2000. [2] Daarbij is van belang dat niet kan worden uitgesloten dat voormelde schending de materiële inhoud van het besluit op de asielaanvraag heeft beïnvloed. Zo werd eiser zowel tijdens het gehoor, als op zitting emotioneel toen hij verklaarde over seksueel misbruik door de Iraanse geheime dienst. [3] Niet kan worden uitgesloten dat er sprake is van een beperking waarmee verweerder rekening had moeten houden tijdens het nader gehoor.
6.1.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het besluit vernietigen. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Daarbij is van belang dat niet duidelijk is geworden waarom er geen MediFirst onderzoek is uitgevoerd en bovendien is het antwoord op die vraag relevant voor het vervolg van eisers asielprocedure.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Het besluit is in strijd met artikel 3.109 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank zal het besluit daarom vernietigen en verweerder opdragen binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814,-. [4]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Aanmeldgehoor, 27 februari 2024, bladzijden 15 en 16.
2.Zie ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP5112, met name rechtsoverweging 2.1.4.
3.Nader gehoor, 24 december 2024, bladzijde 7.
4.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 907,- per punt en een wegingsfactor 1.