ECLI:NL:RBDHA:2025:5614
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die van mening was dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag op 21 juni 2023 ingediend, maar de minister had, vanwege het besluit- en vertrekmoratorium voor Syrië, de beslistermijn verlengd. Eiser stelde de minister op 8 januari 2025 in gebreke, maar de rechtbank oordeelde dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat het besluitmoratorium nog van kracht was. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister.
De rechtbank heeft overwogen dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de beslistermijnen voor asielaanvragen van Syriërs zijn verlengd met een jaar, en dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg was ingediend. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is op 2 april 2025 openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.