ECLI:NL:RBDHA:2025:5614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
NL25.3823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die van mening was dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag op 21 juni 2023 ingediend, maar de minister had, vanwege het besluit- en vertrekmoratorium voor Syrië, de beslistermijn verlengd. Eiser stelde de minister op 8 januari 2025 in gebreke, maar de rechtbank oordeelde dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat het besluitmoratorium nog van kracht was. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister.

De rechtbank heeft overwogen dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de beslistermijnen voor asielaanvragen van Syriërs zijn verlengd met een jaar, en dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg was ingediend. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is op 2 april 2025 openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3823
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.J.M. Mohrmann),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
3. De minister dient uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van een asielaanvraag een beschikking te geven.3 Sinds 27 januari 2023 is echter het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.4 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. Eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser vindt daarom dat verweerder met WBV 2023/3 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar haar uitspraak van deze zittingsplaats van 16 februari 20245. Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet in de conclusie van de AG geen aanleiding om van haar lijn af te wijken.
5. De minister heeft de aanvraag van eiser op 21 juni 2023 ontvangen. De aanvraag valt dus onder het toepassingsbereik van WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn met negen maanden is verlengd en eindigde op 21 september 2024. Eiser heeft de minister op 8 januari 2025, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld. Door het uitblijven van een beslissing heeft eiser op 27 januari 2025 beroep ingesteld.
6. Eiser komt uit Syrië. Met ingang van 14 december 2024 geldt voor Syrië een besluit- en vertrekmoratorium voor de duur van zes maanden.6 Gedurende de tijd dat dit moratorium van kracht is, beslist de minister niet op de asielaanvraag. Op grond van artikel 2 van het Besluit tot instelling van het besluitmoratorium wordt de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen verlengd met een jaar tot ten hoogste 21 maanden.7
__________
6 Staatscourant van 13 december 2024, nr. 41538.
7 Artikel 43, eerste lid, van de Vw.
7. De rechtbank stelt vast dat het besluitmoratorium van kracht was ten tijde van de door eiser ingediende ingebrekestelling. De ingebrekestelling is aldus te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 april 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrif indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.