ECLI:NL:RBDHA:2025:5655

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
NL24.9576
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, had een verzoek ingediend om de minister te veroordelen in de proceskosten na de intrekking van zijn beroep. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om te reageren op dit verzoek, maar de minister heeft zich verzet tegen de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De rechtbank overweegt dat, volgens de wet, een bestuursorgaan alleen in de proceskosten kan worden veroordeeld als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken zonder dat de minister op enige wijze aan hem tegemoetgekomen is. De verzoeker heeft niet toegelicht waarom er sprake zou zijn van tegemoetkomen, waardoor de rechtbank geen aanleiding zag om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft daarom het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9576

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft meegedeeld zich te verzetten tegen het verzoek om een veroordeling in de proceskosten.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de minister aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de minister geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
De rechtbank overweegt dat verzoeker het beroep heeft ingetrokken, zonder dat de minister op dat moment op enige wijze aan hem is tegemoetgekomen. [3] Verzoeker heeft op geen enkele wijze bij de intrekking van het beroep toegelicht waarom sprake zou zijn van tegemoetkomen aan verzoeker. Er bestaat daarom geen aanleiding om de minister te veroordelen tot vergoeding van de gemaakte proceskosten die verzoeker in verband met zijn beroep heeft gemaakt. De rechtbank wijst daarom het verzoek af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Zoals bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb.