ECLI:NL:RBDHA:2025:5657

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
24/6259
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteloperatie toeslagen: Eiser niet als gedupeerde aangemerkt wegens ontbreken aanvragen kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2025, in de zaak met nummer SGR 24/6259, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de Dienst Toeslagen om een forfaitair bedrag van € 30.000 uit te betalen, beoordeeld. Eiser heeft zich gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet als gedupeerde kan worden aangemerkt, omdat hij nooit kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is dat eiser in de jaren 2005 tot en met 2007 aanvragen voor kinderopvangtoeslag heeft ingediend. De Dienst Toeslagen heeft in het kader van een lichte toets geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat eiser een gedupeerde is, en ook bij de integrale beoordeling is gebleken dat eiser geen recht heeft op compensatie.

De rechtbank overweegt dat de bewijslast voor het recht op compensatie bij de aanvrager ligt. Eiser heeft niet aangetoond dat hij recht heeft op compensatie, omdat er geen gegevens zijn die bevestigen dat hij aanvragen heeft ingediend of dat hij kinderopvang heeft genoten. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van vooringenomen handelen of onbillijkheden aan de zijde van de Dienst Toeslagen. Daarom blijft het bestreden besluit in stand en wordt het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6259

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. van den Ende),
en

de Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. W.E. Louwerse).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van verweerder om het forfaitaire bedrag van € 30.000 [1] aan eiser uit te betalen.
1.1.
Met het primaire besluit van 16 maart 2023 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat de uitkomst van de integrale beoordeling geen reden geeft om het bedrag van € 30.000, aan hem uit te betalen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 19 juni 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. In de uitvoering van de kinderopvangtoeslag zijn in de periode 1 januari 2005 tot 23 oktober 2019 fouten gemaakt waarvan ouders de dupe zijn geworden. De toeslagenaffaire heeft geleid tot verschillende maatregelen om burgers te compenseren voor deze fouten. Eén van die maatregelen betreft het toekennen van een forfaitair bedrag aan compensatie van € 30.000 aan alle erkend gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire. Dit is het minimumbedrag waarop een gedupeerde van de toeslagenaffaire aanspraak heeft en wordt uitgekeerd aan ouders die in één of meerdere jaren in aanmerking komen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen.
2.1.
Eiser heeft zich bij verweerder gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om een herbeoordeling van zijn recht op kinderopvangtoeslag. Iedereen die zich aanmeldt voor een herbeoordeling krijgt eerst een zogeheten lichte toets. In dat kader wordt bekeken of iemand ten onrechte kinderopvangtoeslag moest terugbetalen dan wel of de kinderopvangtoeslag in het verleden ten onrechte is stopgezet. Deze lichte toets is bedoeld om ouders snel duidelijkheid te geven en is daarmee beperkter dan de integrale beoordeling. [2] Bij de integrale beoordeling wordt uiteindelijk definitief beoordeeld of een ouder in aanmerking komt voor een (hogere) compensatie. Verweerder heeft in het kader van de lichte toets geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat eiser een gedupeerde is van de toeslagenaffaire, omdat hij volgens de gegevens van verweerder nooit kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd voor de jaren 2005 tot en met 2007. Daarom heeft verweerder vooralsnog geweigerd om het forfaitaire compensatiebedrag van € 30.000 aan eiser uit te betalen. Het beroep tegen dat besluit is bij de rechtbank bekend met nummer SGR 24/9279.
2.2.
Bij de integrale beoordeling is evenmin gebleken dat eiser een gedupeerde is van de toeslagenaffaire, omdat hij volgens de gegevens van verweerder nooit kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd over de jaren 2005 tot en met 2007. Voor die jaren is volgens verweerder dan ook geen kinderopvangtoeslag toegekend aan of teruggevorderd van eiser. Volgens verweerder komt eiser dan ook niet in aanmerking voor compensatie, omdat geen sprake is van vooringenomen handelen, een terugvordering of verlaging of een opzet/grove schuld-kwalificatie over de jaren 2005 tot en met 2007.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betwist dat hij niet in aanmerking komt voor compensatie. Eiser heeft in de jaren 2005 tot en met 2007 wel aanvragen voor kinderopvangtoeslag ingediend, maar die zijn nooit toegekend. Eiser verzoekt de loggingsgegevens uit het systeem Heidi over de genoemde periode te overleggen om aan te tonen dat hij wel degelijk aanvragen heeft ingediend. Deze gegevens kunnen inzicht geven in de activiteiten van eiser op het toeslagenportal en daarmee bewijzen dat hij rechtmatige aanvragen heeft gedaan die onterecht niet zijn toegekend. Het is niet inzichtelijk hoe verweerder tot de afwijzing is gekomen. Eiser beschikt niet over de benodigde gegevens, waardoor hij het bestreden besluit niet kan controleren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Uitgangspunt van de hersteloperatie is dat gedupeerde ouders alsnog ontvangen wat ten onrechte is teruggevorderd of onthouden, aangevuld met een vergoeding van materiële en immateriële schade. Uit artikel 2.1, eerste lid, van de Wht volgt dat verweerder compensatie toekent aan een aanvrager die schade heeft geleden doordat bij de beoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of doordat de toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard als gevolg van de hardheid waarmee het wettelijke systeem werd toegepast. Om voor compensatie in aanmerking te komen dient dus in ieder geval sprake te zijn van schade die eiser daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van de besluiten van verweerder.
4.1.
De rechtbank overweegt dat uit de Memorie van Toelichting bij de Wht [3] volgt dat de bewijslast voor het recht op compensatie bij de aanvrager van de compensatie ligt. Als aannemelijk is dat de aanvrager recht heeft op compensatie, wordt deze toegekend. Eiser moet dus meer doen dan alleen zeggen dat zij een aanvraag om kinderopvangtoeslag heeft ingediend en in de periode van 2005 tot en met 2007 kinderopvang heeft afgenomen. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier van eiser geen stukken bevinden waaruit blijkt dat op enig moment een aanvraag om kinderopvangtoeslag is ingediend. In de informatiesystemen van verweerder zijn geen gegevens terug te vinden over voorschotbeschikkingen en opvanggegevens. Eiser heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat er daadwerkelijk kwalificerende opvang is genoten en dat daarom wel degelijk aanspraak op kinderopvangtoeslag bestond. Ook is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat eiser met een daadwerkelijke correctie, stopzetting of terugvordering van de kinderopvangtoeslag geconfronteerd is geweest. Om die reden kan dus ook geen sprake zijn van schade als gevolg van het handelen van verweerder als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht. Uit het dossier kan de rechtbank geen vooringenomen handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht aan de zijde van verweerder opmaken.
4.2.
Gelet op het voorgaande kan eiser niet als gedupeerde worden aangemerkt, omdat hij nooit kinderopvang heeft aangevraagd en om die reden nooit kinderopvangtoeslag heeft ontvangen. Omdat eiser niet als gedupeerde wordt aangemerkt heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden geweigerd om het forfaitaire bedrag van € 30.000 aan eiser uit te betalen.
4.3.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat gelet op het voorgaande niet is gebleken dat sprake is van schending van het zorgvuldigheids- of motiveringsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.7 (ook bekend als de Catshuisregeling) van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
2.Kamerstukken II, 2021/22, 36 151, nr. 3, p. 80.
3.Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 36 151, nr. 3, pagina 72.