ECLI:NL:RBDHA:2025:5659

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
24/9279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de Dienst Toeslagen om een forfaitair bedrag van € 30.000 uit te betalen, behandeld. Eiser heeft zich gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om herbeoordeling van zijn recht op kinderopvangtoeslag. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gedupeerde is, omdat hij volgens de gegevens van de Dienst Toeslagen nooit kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is, aangezien het voorliggende beroep eiser niet in een materieel gunstigere positie kan brengen. De rechtbank wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt en het betaalde griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang en de noodzaak van een zorgvuldige motivering van besluiten door de Dienst Toeslagen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9279

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. van den Ende),
en

de Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van verweerder om het forfaitaire bedrag van € 30.000 [1] aan eiser uit te betalen.
1.1.
Met het primaire besluit van 15 april 2022 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat de uitkomst van de lichte toets geen reden geeft om het bedrag van € 30.000, aan hem uit te betalen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 23 oktober 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. In de uitvoering van de kinderopvangtoeslag zijn in de periode 1 januari 2005 tot 23 oktober 2019 fouten gemaakt waarvan ouders de dupe zijn geworden. De toeslagenaffaire heeft geleid tot verschillende maatregelen om burgers te compenseren voor deze fouten. Eén van die maatregelen betreft het toekennen van een forfaitair bedrag aan compensatie van € 30.000 aan alle erkend gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire. Dit is het minimumbedrag waarop een gedupeerde van de toeslagenaffaire aanspraak heeft en wordt uitgekeerd aan ouders die in één of meerdere jaren in aanmerking komen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen.
2.1.
Eiser heeft zich bij verweerder gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om een herbeoordeling van zijn recht op kinderopvangtoeslag. Iedereen die zich aanmeldt voor een herbeoordeling krijgt eerst een zogeheten lichte toets. In dat kader wordt bekeken of iemand ten onrechte kinderopvangtoeslag moest terugbetalen dan wel of de kinderopvangtoeslag in het verleden ten onrechte is stopgezet. Deze lichte toets is bedoeld om ouders snel duidelijkheid te geven en is daarmee beperkter dan de integrale beoordeling. [2] Bij de integrale beoordeling wordt uiteindelijk definitief beoordeeld of een ouder in aanmerking komt voor een (hogere) compensatie. Het beroep van eiser tegen de integrale beoordeling is bij de rechtbank aanhangig onder zaaknummer SGR 24/6259. Verweerder heeft in het kader van de lichte toets geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat eiser een gedupeerde is van de toeslagenaffaire, omdat hij volgens de gegevens van verweerder nooit kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Verweerder sluit daarbij aan bij de integrale beoordeling.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser heeft wel degelijk een aanvraag ingediend voor kinderopvangtoeslag voor de jaren 2006 en 2007. Deze aanvragen zijn destijds telefonisch ingediend. Zowel in het dossier als met het besluit worden de telefoonnotities niet overlegd. Dit maakt dat sprake is van schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Verweerder dient alle relevante stukken die betrekking hebben op de zaak te overleggen, waaronder de telefoonnotities die zijn geregistreerd in het BARC-systeem. Eiser verzoekt verweerder alle telefoonnotities die in dit en andere systemen zijn opgeslagen te overleggen. Verder vindt eiser het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd, omdat niet expliciet blijkt aan welke herstelmaatregelen is getoetst. Aangezien het bestreden besluit suggereert dat verweerder enkel aan de herstelmaatregelen van artikel 2.7, vierde lid, sub a tot en met c, van de Wht heeft getoetst is sprake van een onzorgvuldig tot stand gekomen besluit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Uit vaste jurisprudentie volgt dat er sprake is van procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
4.1.
Eiser heeft met zijn beroep willen bereiken dat hij als een gedupeerde van de toeslagenaffaire wordt aangemerkt, met als gevolg dat aan hem het forfaitaire compensatiebedrag van € 30.000 wordt uitbetaald. De rechtbank stelt vast dat tijdens de integrale beoordeling is gebleken dat eiser inderdaad geen gedupeerde is van de toeslagenaffaire. Gelet hierop kan het voorliggende beroep eiser niet in een materieel gunstigere positie brengen. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren. Door of namens eiser is verder niets aangevoerd dat tot een ander oordeel zou kunnen leiden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten. Ook krijgt hij het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). (ook bekend als de Catshuisregeling)
2.Kamerstukken II, 2021/22, 36 151, nr. 3, p. 80.