ECLI:NL:RBDHA:2025:5678

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
09/219224-23 en 09/036694-24 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd, met dertig slachtoffers waaronder één minderjarige

Op 9 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd. De zaak betreft een reeks van aanrandingen die zich over een periode van vier jaar hebben voorgedaan, waarbij dertig slachtoffers, waaronder één minderjarige, betrokken zijn. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onverhoeds vastpakken, grijpen en/of knijpen van de billen, borsten en/of vagina van zijn slachtoffers terwijl hij op zijn fiets voorbijreed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar heeft desondanks een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder verplichte behandeling en meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn vastgesteld voor immateriële schade. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, omdat de verdachte sinds de schorsing niet opnieuw in de fout is gegaan.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/219224-23 en 09/036694-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 9 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1967 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 12 december 2023 (regie) en 26 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.J.D. Groenendijk naar voren is gebracht.
De rechtbank beveelt de voeging van de dagvaarding met parketnummer 09/219224-23 (hierna te noemen dagvaarding I) met de dagvaarding met parketnummer 09/036694-24 (hierna te noemen dagvaarding II).

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 juli 2022 tot en met 10 juli 2023 te Hazerswoude, gemeente Alphen aan den Rijn en/of Zevenhuizen, gemeente Zuidplas en/of elders in Nederlanddoor geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door achter zijn slachtoffer(s) aan te fietsen en/of (vervolgens) onverhoeds te handelen
- [naam 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die van [naam 1] bij de borst vast te pakken en/of in de borst te knijpen en/of
- [naam 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 2] meermalen in de borst te knijpen;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 november 2020 tot en met 23 augustus 2023 te Leiden, Waddinxveen, Kinderdijk, gemeente Molenlanden, Delft, Zevenhuizen, gemeente Zuidplas, Benthuizen, gemeente Alphen aan den Rijn en/of Zoeterwoude en/of elder in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door achter zijn slachtoffer(s) aan te fietsen en/of (vervolgens) onverhoeds te handelen
- [naam 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten door die [naam 3] in de billen te knijpen en/of
- [naam 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten door die [naam 4] te betasten bij de billen en/of de vagina en/of
- [naam 5] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten door die van [naam 5] bij de borst vast te pakken en/of in de borst te knijpen en/of
- [naam 6] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten door die [naam 6] bij de borst vast te pakken en/of
- [naam 7] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 7] bij de borst vast te pakken en/of
- [naam 8] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die van [naam 8] bij de borst vast te pakken en/of in de borst te knijpen en/of
- [naam 9] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 9] bij de borst vast te pakken en/of in de borst te knijpen en/of
- [naam 10] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 10] bij de borst vast te pakken en/of
- [naam 11] (geboren [geboortedatum 2] 2009) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 11] bij de borst vast te pakken en/of in de borst te knijpen;
Dagvaarding II
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 mei 2019 tot en met 23 augustus 2023 te Leiden en/of Waddinxveen en/of Moordrecht en/of Zoetermeer en/of Benthuizen en/of Rotterdam en/of Delfgauw en/of Vlaardingen en/of Capelle aan den Ijssel en/of Zevenhuizen en/of Moerkapelle en/of elders in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door achter zijn slachtoffer(s) aan te fietsen en/of (vervolgens) onverhoeds handelend
- [naam 12] (p. 167) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 12] in de bil(len) te knijpen en/of
- [naam 13] (p. 209) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 13] te betasten bij/aan de billen en/of de vagina en/of
- [naam 14] (p. 345) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 14] bij de borst vast te pakken en/of in de borst te knijpen en/of
- [naam 15] (p. 354) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 15] bij de bil(len) en/of rug te betasten
en/of
- [naam 16] (p. 362) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 16] bij de borst vast te pakken en/of in de bort te knijpen en/of
- [naam 17] (p. 368) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten door die [naam 17] bij/aan de bil(len) te betasten en/of
- [naam 18] (p. 370) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 18] bij de borst vast te pakken en/of in de bort te knijpen en/of over de borst te wrijven en/of
- [naam 19] (p. 373) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 19] bij de billen en/of vagina te betasten
en/of
- [naam 20] (p. 388) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 20] bij de bil te betasten en/of
- [naam 21] (p. 416) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten door die [naam 21] bij de borst te betasten en/of in de borst te knijpen en/of
- [naam 22] (p. 438) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 22] bij de bil te betasten en/of in de bil te knijpen en/of knijpen en/of
- [naam 23] (p. 445) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 23] in de bil te knijpen en/of
- [naam 24] (p. 461) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 24] in de borst te knijpen en/of
- [naam 25] (p. 468) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 25] in de borst te knijpen en/of
- [naam 26] (p. 480) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 26] meerdere malen althans eenmaal in de borst te knijpen en/of
- [naam 27] (p. 496) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 27] bij de borst te pakken en/of in de borst te knijpen en/of
- [naam 28] (p. 516) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 28] te betasten bij de billen en/of de vagina en/of
- [naam 29] (p. 539) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 29] te betasten bij de bil en/of
- [naam 30] (p. ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten door die [naam 30] in de bil te knijpen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek Lamia van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 870).
De rechtbank heeft op grond van de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – de overtuiging gekregen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 maart 2025;
Dagvaarding I – feit 1
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 10 juli 2023 (p. 21-23);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 11 juli 2022 (p. 182-184);
Dagvaarding I – feit 2
4. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 29 november 2020 (p. 137-138);
5. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , opgemaakt op 6 september 2023 (p. 145-151);
6. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , opgemaakt op 9 maart 2022 (p. 155-159);
7. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] , opgemaakt op 6 september 2023 (p. 160-165);
8. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] , opgemaakt op 5 september 2023 (p. 178-180);
9. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] , opgemaakt op 25 juli 2022 (p. 191-195);
10. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 9] , opgemaakt op 5 september 2022 (p. 200-205);
11. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 10] , opgemaakt op 24 augustus 2023 (p. 225-228);
12. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 11] , opgemaakt op 4 juli 2023 (p. 241-246);
Dagvaarding II
13. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 12] , opgemaakt op 10 april 2022 (p. 167-170);
14. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 13] , opgemaakt op 22 november 2022 (p. 209-212);
15. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 14] , opgemaakt op 20 oktober 2023 (p. 345-348);
16. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 15] , opgemaakt op 14 november 2023 (p. 354-358);
17. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 31] , opgemaakt op 31 oktober 2023 (p. 362-366);
18. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 17] , opgemaakt op 17 november 2021 (p. 368-369);
19. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 18] , opgemaakt op 12 januari 2022 (p. 370-372);
20. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 19] , opgemaakt op 17 november 2021 (p. 373-375);
21. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 20] , opgemaakt op 10 april 2022 (p. 388-391);
22. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 21] , opgemaakt op 29 juli 2022 (p. 416-420);
23. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 22] , opgemaakt op 4 november 2023 (p. 438-441);
24. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 23] , opgemaakt op 15 april 2023 (p. 445-447);
25. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 24] , opgemaakt op 27 november 2023 (p. 731-736);
26. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 25] , opgemaakt op 5 december 2023 (p. 737-741);
27. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 26] , opgemaakt op 20 juli 2023 (p. 480-483);
28. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 27] , opgemaakt op 16 juli 2023 (p. 496-499);
29. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 28] , opgemaakt op 1 september 2023 (p. 516-520);
30. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 29] , opgemaakt op 19 september 2023 (p. 539-541);
31. Het proces-verbaal van aangifte [naam 30] , opgemaakt op 5 mei 2019 (p. 754-758).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op het uitdrukkelijke verzoek van de verdachte geen bewijsverweer gevoerd.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Hoewel door de raadsvrouw geen concreet bewijsverweer is gevoerd, acht de rechtbank het van belang te reageren op hetgeen door de raadsvrouw en de verdachte naar voren is gebracht over de minderjarigheid van een van de slachtoffers en het aanraken van de vagina van verschillende andere slachtoffers.
De verdachte heeft verklaard dat hij nooit de intentie heeft gehad om een minderjarige aan te raken en dat hij het zelf ook onbegrijpelijk vindt dat dit is gebeurd. Ook is het nimmer zijn bedoeling geweest om vrouwen bij hun vagina aan te raken.
De rechtbank overweegt met de officier van justitie dat, wat daar ook van zij, de aanmerkelijke kans dat het om een minderjarige gaat bewust wordt aanvaard wanneer, zoals hier is gebeurd, iemand met enige snelheid van achteren is benaderd zonder dat zichtbaar is hoe die persoon er uitziet.
Ten aanzien van het aanraken van de vagina van enkele slachtoffers overweegt de rechtbank in vergelijkbare zin. Met de officier van justitie overweegt de rechtbank dat het voorwaardelijk opzet op het aanraken van de vagina volgt uit de gedraging zelf. Immers, als tijdens het fietsen – dus met enige snelheid - expliciet wordt geprobeerd iemand bij de bil te pakken of te grijpen, is bepaald niet ondenkbeeldig dat daarbij ook andere intieme delen worden aangeraakt. Die aanmerkelijke kans is daarmee bewust aanvaard.
Met betrekking tot beide situaties is naar het oordeel van de rechtbank daarom ook voor die onderdelen van de tenlastelegging sprake van opzet, in elk geval in voorwaardelijke zin.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
1
hij in de periode van 11 juli 2022 tot en met 10 juli 2023 te Hazerswoude en Zevenhuizen door een feitelijkheid, te weten door achter zijn slachtoffers aan te fietsen en vervolgens onverhoeds te handelen
- [naam 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten door die van [naam 1] bij de borst vast te pakken en in de borst te knijpen en
- [naam 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 2] meermalen in de borst te knijpen;
2
hij in de periode van 29 november 2020 tot en met 23 augustus 2023 te Leiden, Waddinxveen, Kinderdijk, Delft, Zevenhuizen, Benthuizen en Zoeterwoude door een feitelijkheid, te weten door achter zijn slachtoffers aan te fietsen en vervolgens onverhoeds te handelen
- [naam 3] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 3] in de billen te knijpen en
- [naam 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 4] te betasten bij de billen en de vagina en
- [naam 5] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die van [naam 5] bij de borst vast te pakken en
- [naam 6] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 6] bij de borst vast te pakken en
- [naam 7] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 7] bij de borst vast te pakken en
- [naam 8] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten door die van [naam 8] bij de borst vast te pakken en in de borst te knijpen en
- [naam 9] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 9] in de borst te knijpen en
- [naam 10] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 10] bij de borst vast te pakken en
- [naam 11] (geboren [geboortedatum 2] 2009) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 11] in de borst te knijpen;
Dagvaarding II
hij in de periode van 5 mei 2019 tot en met 23 augustus 2023 te Leiden en Waddinxveen en Moordrecht en Zoetermeer en Benthuizen en Rotterdam en Delfgauw en Vlaardingen en Capelle aan den I
Jssel en Zevenhuizen en Moerkapelle door een feitelijkheid, te weten door achter zijn slachtoffers aan te fietsen en vervolgens onverhoeds handelend
- [naam 12] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 12] in de bil te knijpen en
- [naam 13] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 13] te betasten aan de billen en de vagina en
- [naam 14] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 14] bij de borst vast te pakken en
- [naam 15] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 15] bij de billen en rug te betasten en
- [naam 16] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 16] bij de borst vast te pakken en in de borst te knijpen en
- [naam 17] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 17] aan de bil te betasten en
- [naam 18] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 18] bij de borst vast te pakken en over de borst te wrijven en
- [naam 19] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 19] bij de billen en vagina te betasten en
- [naam 20] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 20] bij de bil te betasten en
- [naam 21] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 21] bij de borst te betasten en in de borst te knijpen en
- [naam 22] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 22] bij de bil te betasten en
- [naam 23] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 23] in de bil te knijpen en
- [naam 24] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 24] in de borst te knijpen en
- [naam 25] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 25] in de borst te knijpen en
- [naam 26] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 26] meerdere malen in de borst te knijpen en
- [naam 27] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 27] bij de borst te pakken en
- [naam 28] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten door die [naam 28] te betasten bij de billen en de vagina en
- [naam 29] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 29] te betasten bij de bil en
- [naam 30] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten door die [naam 30] in de bil te knijpen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad. De rechtbank leest bij het onder dagvaarding I, feit 1 ten laste gelegde dat de naam van aangeefster [naam 2] luidt [naam 2] . Geconstateerd wordt dat, gelet op de aangifte in combinatie met de in de tenlastelegging vermelde naam, sprake is van een kennelijke verschrijving. De rechtbank verbetert daarom deze verschrijving en leest de tenlastelegging zoals hiervoor is vermeld.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte verzoekt de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen en, indien de rechtbank dat nodig acht, een voorwaardelijke gevangenisstraf met eventuele bijzondere voorwaarden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim vier jaar schuldig gemaakt aan de feitelijke aanranding van dertig vrouwen, waaronder één minderjarige, door hen op klaarlichte dag in het voorbijgaan op zijn wielrenfiets onverhoeds bij de borst, billen dan wel vagina te pakken, aan te raken of te knijpen.
Het behoeft geen uitleg dat dit soort feiten een grote impact hebben op de slachtoffers, hetgeen ook is gebleken uit de aangiften en de slachtofferverklaringen die zich in het dossier bevinden en ter terechtzitting zijn uitgesproken. De verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers en een volledig gebrek aan respect daarvoor laten zien. Hij heeft hen in een ogenblik hun gevoel van veiligheid en onbevangenheid ontnomen. Hij had daarbij enkel oog voor zijn behoefte aan (seksuele) spanning. Hij is doelbewust en berekenend te werk gegaan door toe te slaan op momenten dat zijn slachtoffers, die hij kennelijk willekeurig uitkoos, alleen in een afgelegen gebied aan het wandelen, skaten of fietsen waren zodat er geen getuigen zouden zijn. Dat de verdachte slechts de intentie had de vrouwen kortdurend aan te raken, konden zijn slachtoffers niet weten waardoor velen van hen bovendien de angst hadden dat hij terug zou keren en hen nog erger zou aandoen. De serie aanrandingen is daarnaast alleen beëindigd doordat van een van de aanrandingen beelden zijn gemaakt die werden getoond in een televisie-uitzending en uiteindelijk werden gedeeld in een app-groep waarvan de verdachte deel uitmaakte. De verdachte herkende zichzelf op die beelden en kon eigenlijk niet anders meer dan zichzelf aangeven bij de politie.
Niet alleen voor de slachtoffers van deze feiten, maar ook op de maatschappij in het algemeen hebben de feiten een grote impact gehad en gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid. De zaak is regelmatig in de media geweest. Het zijn precies dit soort feiten waardoor vrouwen zich beperkt voelen in hun bewegingsvrijheid over straat te gaan of te gaan wandelen in een (afgelegen) natuurgebied. Dat vrouwen en meisjes zich veilig en ongestoord in de openbare ruimte kunnen bewegen zou vanzelfsprekend moeten zijn. Deze vanzelfsprekendheid is door de verdachte echter beschadigd en hij heeft met zijn handelen gedurende een lange periode eigenhandig bijgedragen aan de afbreuk daarvan. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in 2009 eenmaal eerder is veroordeeld voor eenzelfde soort feit. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij toentertijd geen hulp heeft gezocht, waardoor zijn problematiek in stand is gebleven en de onderhavige feiten plaats hebben kunnen vinden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte van 31 januari 2024 en 10 maart 2025, waaruit volgt dat sprake is van problematiek op het gebied van seksualiteit en vermijdende coping mechanismen. Er is sprake van een laag recidiverisico op de korte termijn en een matig recidiverisico op de lange termijn. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, verplichte ambulante behandeling bij de Waag en het niet alleen mogen wandelen of wielrennen in recreatiegebieden.
De rechtbank ziet in het opleggen van die laatstgenoemde bijzondere voorwaarde geen toegevoegde waarde. De verdachte is al geruime tijd op vrije voeten en heeft in die periode ook begeleiding van de reclassering aanvaard. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte zich sindsdien heeft schuldig gemaakt aan gelijksoortige feiten. Voor het overige neemt de rechtbank het advies van de reclassering over.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het pro Justitia rapport over de verdachte van 8 januari 2025, opgesteld door drs. B. Bottenberg (GZ-psycholoog). Daaruit volgt dat bij de verdachte een frotteurismestoornis is vastgesteld en dat sprake is van hyperseksualiteit. Daarnaast is er een scheefgroei in de persoonlijkheid, die zich onder meer uit in een sterk vermijdende coping stijl en onvoldoende zelfsturing en -reflectie. De deskundige stelt dat de verdachte vanuit die problematiek ten tijde van de gepleegde feiten deels belemmerd is geweest zijn grensoverschrijdende verlangens en handelen te toetsen of alternatieve gedragingen te vertonen en adviseert daarom de feiten verminderd aan de verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt op de korte termijn ingeschat als laag en op de lange termijn als matig, indien de verdachte geen behandeling zou krijgen. Geadviseerd wordt daarom de reeds gestarte behandeling bij de Waag voort te zetten.
Gelet op hetgeen naar voren is gekomen tijdens het psychologisch onderzoek en het verhandelde ter terechtzitting, neemt de rechtbank de conclusie van de psycholoog over en maakt die tot de hare.
De op te leggen straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. In strafmatigende zin betrekt de rechtbank bij de strafoplegging de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren, en zal daaraan ook de door de reclassering geadviseerde meldplicht en verplichte ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen, nu is gebleken dat de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis niet is gerecidiveerd en er zodoende geen gronden meer bestaan voor voortduring van de voorlopige hechtenis.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen
[naam 20]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[naam 12]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[naam 6]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[naam 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.027,50, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 27,50 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
[naam 11]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[naam 25]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[naam 18]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[naam 27]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van €1.266,82, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 16,82 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van elk van de vorderingen van de benadeelde partijen op het standpunt gesteld dat die geheel kunnen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van elk van de vorderingen van de benadeelde partijen, met uitzondering van die van [naam 20] , op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd tot maximaal € 250,00 en de vorderingen voor zover die zien op de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Ten aanzien van de door [naam 1] en [naam 27] gevorderde materiële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze vorderingen in zoverre niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard vanwege onvoldoende onderbouwing.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[naam 20]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding II bewezenverklaarde feit. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 april 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding II bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 april 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 20] .
[naam 12]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding II bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00 .
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 april 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding II bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 april 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 12] .
[naam 6]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 27 maart 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 maart 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 6] .
[naam 1]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘jurk’, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan voorts worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 527,50, bestaande uit € 27,50 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 juli 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 527,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .
[naam 11]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 juni 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 11] .
[naam 25]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding II bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 juni 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding II bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 25] .
[naam 18]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding II bewezenverklaarde feit. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 november 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding II bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 18] .
[naam 27]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘reis- en parkeerkosten’, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder bij dagvaarding II bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan voorts worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding II bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 516,82, bestaande uit € 16,82 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 juli 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding II bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 516,82, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 27] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als
bijlage Iaan dit vonnis is gehecht) onder 1 genoemde voorwerp zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de op de beslaglijst onder 1 genoemde racefiets terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [de verdachte] gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp (zie
bijlage I), te weten een racefiets van het merk Giant.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1 en 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding II
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een
gedeelte van die straf, groot 12 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij
op drie jaren vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht, en
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de forensische polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, zolang als de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) toe en veroordeelt de verdachte om te betalen aan:
  • [naam 20] een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • [naam 12] een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • [naam 6] een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • [naam 1] een bedrag van € 527,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • [naam 11] een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • [naam 25] een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • [naam 18] een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • [naam 27] een bedrag van € 516,82, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat zij dit deel van de vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen:
  • een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 april 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 20] ;
  • een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 april 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 12] ;
  • een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 maart 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 6] ;
  • een bedrag van € 527,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
  • een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 11] ;
  • een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 25] ;
  • een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 18] ;
  • een bedrag van € 516,82, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 27] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen per betalingsverplichting aan de Staat;
de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichtingen niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan een van de benadeelde partijen de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de betreffende benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan [de verdachte] van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: een racefiets, merk Giant (goednummer PL1500-2023214438-3010462).
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. M. Rootring, rechter,
mr. M.C. Bruins, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Stevers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2025.
Bijlage I
Beslaglijst