Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/680203 / FA RK 25-1087
Datum beschikking: 20 maart 2025
Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] , Suriname,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie van [instelling] , afdeling [afdeling] te [plaats] ,
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan te Den Haag.
ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 februari 2025, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 februari 2025 is bepaald dat een nieuwe medische verklaring moet worden opgesteld door een onafhankelijke psychiater en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een nader te bepalen zitting gelegen voor 21 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook een op 12 maart 2025 ondertekende aanvullende medische verklaring van O. Guddat, psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was.
De mondelinge behandeling van het verzoek is voortgezet op 20 maart 2025. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de psychiater, B. van Kuijvenhoven;
- de mentor, [naam] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.
Standpunten ter zitting
Door en namens betrokkene is ter zitting naar voren gebracht dat door de rechtbank bij beschikking van 28 februari 2025 is overwogen dat in de medische verklaring van 11 februari 2025 welwiswaar melding is gemaakt van de cognitieve achteruitgang bij betrokkene, maar dat de invloed daarvan op het (aanzienlijk risico op) ernstig nadeel en de vraag of behandeling in het vrijwillig kader mogelijk is, onvoldoende is toegelicht. Indien de cognitieve achteruitgang op zichzelf tot een aanzienlijk risico op ernstig nadeel leidt, is ook de vraag aan de orde welke diagnose voorliggend is. De rechtbank heeft daarom bepaald dat er een nieuwe medische verklaring moet worden opgesteld en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden. In de nieuwe medische verklaring van 12 maart 2025 wordt door de onafhankelijke psychiater geen duidelijk antwoord gegeven op voorgaande punten. Er is niet toegelicht of het accent in de diagnose bij betrokkene ligt op zijn schizofrenie of op zijn neurocognitieve stoornis en of daarmee de Wvggz of de Wzd van toepassing is. De onafhankelijke psychiater heeft ook niet, althans onvoldoende, toegelicht wat de invloed is van de cognitieve stoornis op het ernstig nadeel en wat de mogelijkheden tot behandeling in het vrijwillig kader zijn. Dit is van belang omdat in de beschikking van 12 november 2024 is overwogen dat verlenging van de zorgmachtiging op dat moment alleen nog nodig was om betrokkene te laten landen in zijn nieuwe woonomgeving en dat voor de periode daarna verplichte zorg niet meer nodig werd geacht. Betrokkene werkt mee aan de opname en neemt zijn medicatie in waardoor verplichte zorg niet meer noodzakelijk is. De advocaat verzoekt daarom namens betrokkene om afwijzing van het verzoek.
De psychiater heeft ter zitting naar voren gebracht dat betrokkene chronisch psychotisch is en al lange tijd op een gesloten afdeling verblijft. Daar wordt gezien dat de psychotische symptomen nog steeds aanwezig zijn. Ook is er sprake van forse desorganisatie bij betrokkene en gaat hij cognitief hard achteruit, wat een vaker voorkomend ziekteverloop is wanneer iemand langdurig psychotisch is en veel middelen gebruikt. Het alcoholgebruik is met momenten nog aanwezig bij betrokkene, maar kan dankzij de opname op de gesloten afdeling redelijk onder controle worden gehouden. De psychiater benadrukt dat de schizofrenie op de voorgrond staat bij betrokkene en dat aldus de Wvggz het passende kader is. De cognitieve stoornis is zeer waarschijnlijk het gevolg van de chronische schizofrenie en het middelengebruik van betrokkene en het is niet mogelijk om dat nog verder te kunnen specifiëren. Er is al een aantal keer geprobeerd om de verplichte zorg af te bouwen en betrokkene door te laten stromen naar een meer open plek, maar dat is mede door zijn complexe problematiek niet gelukt. Betrokkene is zeer kwetsbaar en er is sprake van een ziektebeeld wat grillig verloopt en continu kan veranderen. Er wordt gezien dat betrokkene een afdeling met gestructureerde zorg nodig heeft waar 24 uur per dag begeleiding en toezicht is en dat het kader van verplichte zorg nodig is om hem zo stabiel mogelijk te kunnen houden. Er valt niet te voorspellen hoe het toestandsbeeld van betrokkene zich in de toekomst zal ontwikkelen, maar gelet op zijn snelle achteruitgang afgelopen periode verwacht de psychiater dat er nu gekeken moet worden naar een woonvorm met meer toezicht dan waar eerder op werd ingezet. Er wordt zo veel mogelijk geprobeerd om de samenwerking met betrokkene op te zoeken, maar betrokkene is wilsonbekwaam en begrijpt derhalve niet altijd waarom hij zorg nodig heeft (en wat dat inhoudt). Hij lijkt de zorg vanwege de zorgmachtiging te accepteren. De verwachting is dat betrokkene zonder het kader van verplichte zorg zichzelf niet staande zal kunnen houden en zal decompenseren. Opname en behandeling op vrijwillige basis is hierdoor niet mogelijk.
De mentor heeft ter zitting naar voren gebracht dat er momenteel naar woningen wordt gekeken voor betrokkene en dat de mentor daar ook in meegenomen wil worden. De mentor ziet dat betrokkene de afgelopen maanden achteruit is gegaan en dat het van belang is dat er ingegrepen kan worden als dat nodig blijkt.
Beoordeling
Op 12 november 2024 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend tot en met 14 maart 2025.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie, neurocognitieve stoornis door multiple oorzaken, een stoornis in middelengebruik en ook een lichtverstandelijke beperking.
Anders dan de advocaat is de rechtbank van oordeel dat uit hetgeen in de medische verklaring van 12 maart 2025 door de onafhankelijke psychiater is opgenomen en de toelichting van de psychiater ter zitting voldoende blijkt dat de schizofrenie bij betrokkene op de voorgrond staat waardoor de Wvggz het aangewezen kader is. Betrokkene is chronisch psychotisch en de cognitieve achteruitgang is, voor zover dat kan worden vastgesteld, het gevolg van een combinatie van factoren, waaronder langdurig middelengebruik.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene kan door zijn psychotische kwetsbaarheid, in combinatie met het gebruik van middelen, dreigend en ontregelend gedrag vertonen. Dit uit zich op die momenten onder andere in verbale en fysieke agressie, brandstichting en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Tevens verwaarloost betrokkene zichzelf dan ernstig. Deze gedragingen hebben meermaals geleid tot (terug)plaatsing op een gesloten afdeling. Daar wordt gezien dat in een beschermde woonomgeving waar het middelengebruik van betrokkene beperkt kan worden het risico op ernstig nadeel aanzienlijk vermindert. Hoewel in de beschikking van 12 november 2024 op dat moment de verplichte zorg alleen nog nodig werd geacht om het drugsgebruik te beperken gedurende de periode dat betrokkene nog niet geland zou zijn in zijn nieuwe woonomgeving is inmiddels gebleken dat het toestandsbeeld van betrokkene sindsdien hard achteruit is gegaan, wat niet ongebruikelijk is bij een dergelijk ziektebeeld. Door deze snelle en zorgelijke achteruitgang is het aanzienlijk risico op gevaarlijk gedrag en daarmee gepaard gaand ernstig nadeel nog steeds aanwezig.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Hoewel betrokkene zich momenteel niet evident verzet tegen de opname en de behandeling lijkt hij deze met name te accepteren in het kader van de verplichte zorg. Door het gebrek aan ziektebesef en -inzicht bij betrokkene ziet hij de noodzaak tot opname en behandeling niet in. De verwachting is dan ook dat betrokkene zonder verplichte zorg zal terugvallen in middelengebruik waarbij hij opnieuw zal decompenseren. Tevens is betrokkene wilsonbekwaam en is hij door zijn oordeels- en kritiekstoornissen niet in staat zijn eigen belangen adequaat te behartigen waardoor er onvoldoende basis is voor vrijwillige opname en behandeling. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank merkt op dat door het in de beschikking van 28 februari 2025 gelaste deskundigenonderzoek de beslistermijn op grond van artikel 6:2 lid 4 Wvggz met drie weken is verlengd, te weten tot 27 maart 2025. Nu de rechtbank voor die datum heeft beslist is er sprake van een aansluitende zorgmachtiging. De rechtbank zal de zorgmachtiging daarom verlenen voor de verzochte duur van twaalf maanden.
Beslissing
De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] , Suriname,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 maart 2026;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J.M. Bellekom, rechter, bijgestaan door mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 maart 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.