ECLI:NL:RBDHA:2025:571

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
NL24.45677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Keniaanse familieleden in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 januari 2025, worden de beroepen van twee Keniaanse eiseressen tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. De rechtbank behandelt ook hun verzoek om een voorlopige voorziening. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen in twee afzonderlijke besluiten van 14 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvragen op basis van de Dublinverordening. Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en hebben verzocht om de behandeling van hun beroepen in Nederland af te wachten.

De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorzieningen op 9 januari 2025 gelijktijdig behandeld. Eiseressen, die familieleden van elkaar zijn, hebben de Keniaanse nationaliteit en hebben op 14 april 2024 asiel aangevraagd. Tijdens de procedure hebben zij aangevoerd dat zij met valse identiteitspapieren naar Europa zijn gereisd en dat de Spaanse autoriteiten niet met het claimverzoek hadden ingestemd als zij hadden geweten dat de visa valselijk zijn verkregen. De rechtbank overweegt dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Spanje een visum verleend aan eiseressen, waardoor zij naar Nederland zijn gereisd.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. Eiseressen hebben niet aangetoond dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die aanleiding geven om de aanvragen onverplicht in behandeling te nemen. De rechtbank wijst de beroepen van eiseressen af en verklaart de verzoeken om voorlopige voorziening ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.45677 (beroep), NL24.45678 (voorlopige voorziening) en NL24.45682 (beroep), NL24.45683 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres 1] , eiseres 1,

V-nummer: [V-nummer 1] ,
mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1] en
[minderjarige 2] ,
en

[eiseres 2] ¸ eiseres 2,

V-nummer: [V-nummer 2] ,
samen te noemen: eiseressen,
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.A.J. Tichelaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) de beroepen van eiseressen tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen. Ook beoordeelt de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft de aanvragen in twee afzonderlijke besluiten (de bestreden besluiten) van 14 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Ook hebben zij beiden een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, met als doel dat zij de behandeling van hun beroepen in Nederland mogen afwachten.
1.2.
De rechtbank heeft beide beroepen en de voorlopige voorzieningen op 9 januari 2025 gelijktijdig op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseressen, [naam 1] als tolk en de gemachtigden van partijen. De minderjarige kinderen zijn niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de besluiten tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eiseressen en de verzoeken om een voorlopige voorziening. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseressen hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. Eiseressen zijn familieleden van elkaar. Uit de documenten waarmee zij naar Europa zijn gereisd volgt dat allen de Keniaanse nationaliteit hebben. Moeder [eiseres 1] (eiseres 1) is geboren op [datum 1] 1985. [minderjarige 1] is geboren op [datum 2] 2010 en [minderjarige 2] op [datum 3] 2017. Dochter [eiseres 2] (eiseres 2) is meerderjarig, geboren op [datum 4] 2006, en zij heeft gelijktijdig met haar moeder en broertje en zusje op 14 april 2024 asiel aangevraagd. Tijdens de procedure hebben zij aangegeven dat de door verweerder aangehouden identiteit niet klopt en dat zij hebben gereisd met valse identiteitspapieren en valselijk verkregen visa. Zij stellen de Somalische nationaliteit te hebben.
4. De Europese Unie heeft regels over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staan in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] Uit onderzoek in EU-VIS [3] is gebleken dat Spanje een visum heeft verleend aan eiseressen. Met dit visum zijn zij naar Spanje gereisd en vervolgens naar Nederland. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Spanje verzocht eiseressen over te nemen op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek. [4] Op 12 december 2024 heeft Spanje alsnog uitdrukkelijk het verzoek aanvaard.
5. Eiseressen zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Zij voeren aan dat de Spaanse autoriteiten niet met het claimverzoek hadden ingestemd als zij hadden geweten dat de visa valselijk zijn verkregen, te weten op basis van een vals Keniaans paspoort. Zij voeren verder aan dat overdracht aan Spanje in hun geval onevenredig hard is. Daarmee doen zij een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening. [5] Zij stellen in dit kader dat zij familieleden in Nederland hebben, waaronder ooms en neven en nichten. Ook stellen zij dat verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de familieband met [naam 2] , een (meerderjarige) dochter van [eiseres 1] en zus van [eiseres 2] . [naam 1] heeft sinds 7 augustus 2024 een verblijfsvergunning in Nederland en heeft een zoon met de Nederlandse nationaliteit. Daarnaast heeft [eiseres 1] inmiddels een partner met de Nederlandse nationaliteit. Ook naar deze omstandigheden is onvoldoende zorgvuldig onderzoek gedaan. Zij menen dat deze omstandigheden ertoe moeten leiden dat verweerder de asielaanvragen onverplicht in behandeling neemt. Eiseressen hebben ter zitting erkend dat de artikelen 9 en 10 van de Dublinverordening, die waarborgen bieden voor bescherming van het familie- en gezinsleven, niet op hen van toepassing zijn. Om die reden gaat de rechtbank enkel in op het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening.
6. De rechtbank overweegt dat de stelling van eiseressen dat de visa mogelijk zijn afgegeven op basis van valse paspoorten niet in de weg staat aan het toewijzen van de verantwoordelijkheid om de asielaanvragen inhoudelijk te behandelen aan Spanje. Op grond van artikel 12, vijfde lid, van de Dublinverordening vormt het feit dat het visum is afgegeven op basis van een valse of fictieve identiteit of op vertoon van valse, vervalste of ongeldige documenten, geen belemmering voor het toewijzen van de verantwoordelijkheid aan de lidstaat die het visum heeft afgegeven. Verweerder heeft daarmee terecht vastgesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen.
7. Als een lidstaat op grond van de criteria van de Dublinverordening niet verplicht is een asielaanvraag in behandeling te nemen, dan kan die lidstaat op grond van artikel 17 van de Dublinverordening een asielaanvraag ook onverplicht in behandeling nemen. Verweerder mag zelf bepalen wanneer hij van deze bevoegdheid gebruik maakt. De rechtbank moet daarom op dit onderdeel terughoudend toetsen. In het beleid van verweerder, vastgelegd in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000, staat dat van deze bevoegdheid terughoudend gebruik wordt gemaakt, onder meer in de situatie dat bijzondere, individuele omstandigheden maken dat overdracht van onevenredige hardheid zou getuigen.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding geven gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid de asielaanvragen onverplicht aan zich te trekken. De Dublinverordening is niet bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij gezinsleden kan worden verkregen. Bovendien overweegt verweerder terecht dat de genoemde familieleden geen gezinsleden zijn zoals bedoeld in artikel 2, onder g, van de Dublinverordening. Hoewel de wens van eiseressen om bij in Nederland woonachtige familieleden te verblijven begrijpelijk is, is dit op zichzelf niet als een bijzondere omstandigheid aan te merken. Eiseressen hebben bovendien de relatie met de genoemde familieleden niet onderbouwd. Zij hebben gedurende een lange periode zonder elkaar geleefd. Niet is gebleken van enige afhankelijkheid van elkaar. De gestelde omstandigheden kunnen niet tot het oordeel leiden dat overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid getuigt.
9. Verder kan niet aan verweerder worden tegengeworpen dat geen onderzoek is gedaan naar dochter [naam 1] en de Nederlandse partner van [eiseres 1] . Hoewel verweerder uitdrukkelijk heeft gevraagd naar verdere familieleden, is de dochter in de gehoren niet genoemd door eiseressen. Ter zitting verklaarde [eiseres 1] dat zij pas sinds ongeveer drie maanden een relatie heeft met haar partner. Over die partner heeft zij om die reden geen verklaring af kunnen leggen. Verweerder had deze omstandigheid dan ook niet kunnen betrekken en onderzoeken.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Verweerder heeft terecht geoordeeld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. Eiseressen krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.
10. Nu met deze uitspraak op de beroepen van eiseressen is beslist bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De verzoeken hiertoe worden daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 17 januari 2025 door mr. A.J. de Danschutter, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.EU-VIS is het visuminformatiesysteem van de Europese Unie.
4.Dit volgt uit artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
5.Eiseressen hebben ter zitting erkend dat de artikelen 9 en 10 van de Dublinverordening, die waarborgen bieden voor bescherming van het familie- en gezinsleven, niet op hen van toepassing zijn.