ECLI:NL:RBDHA:2025:5720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
NL25.4872
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Myanmarese eiseres niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Myanmarese vrouw geboren in 1999, heeft op 1 oktober 2024 asiel aangevraagd in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft haar aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek. Dit besluit is genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat de verantwoordelijkheid voor asielaanvragen ligt bij de lidstaat waar de asielzoeker voor het eerst is geregistreerd. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat haar afhankelijkheid van haar oom, die al dertig jaar in Nederland woont en lijdt aan ernstige gezondheidsproblemen, niet voldoende is meegewogen in de besluitvorming.

De rechtbank heeft de zaak op 27 maart 2025 behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank stelt vast dat de afhankelijkheid van de oom van eiseres niet voldoende is onderbouwd en dat de minister terecht heeft opgemerkt dat de oom al lange tijd zonder eiseres in Nederland verblijft. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien zij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4872

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer],

(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Bij besluit van 2 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De zitting heeft, met instemming van de gemachtigde van eiseres, plaatsgevonden zonder de aanwezigheid van een tolk.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres is geboren op [datum] 1999 en heeft de Myanmarese nationaliteit. Zij heeft op 1 oktober 2024 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in EU-Vis is gebleken dat eiseres door de buitenlandse vertegenwoordiging van Duitsland in het bezit is gesteld van een visum, dat geldig was van 21 september 2024 tot 6 oktober 2024. Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening [2] heeft Nederland aan Duitsland een verzoek om overname gedaan. Op 19 november 2024 hebben de Duitse autoriteiten het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Duitsland vaststaat.
3. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen, en voert daartoe het volgende aan. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de afhankelijkheid van haar oom niet bij de besluitvorming is betrokken. Uit het C.K.-arrest [3] en de Werkinstructie 2021/3 volgt dat bij de beoordeling van een overdracht alle gevolgen voor de gezondheidssituatie moeten worden meegenomen, ook die van een afhankelijk familielid. De oom van eiseres, die lang heel lang in Nederland woont, lijdt aan diverse ernstige fysieke en psychische aandoeningen en is mede door zijn depressie afhankelijk van de emotionele steun van eiseres. In dit kader heeft eiseres een brief van 7 februari 2025, geschreven door haar oom, en zijn medisch journaal van 1 november 2024 overgelegd. Daarnaast verwijst zij naar de website van de GGZ. Verder miskent verweerder dat de gezondheidssituatie van haar oom in de afgelopen jaren is verslechterd en gaat voorbij aan de overgelegde medische stukken en de brief van haar oom. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geoordeeld dat het C.K.-arrest niet van toepassing is. Niet alleen de gevolgen voor eiseres bij overdracht, maar ook de gevolgen voor haar afhankelijke oom dienen bij de beoordeling te worden betrokken. Door deze aspecten niet mee te wegen, heeft verweerder een onvolledige beoordeling gemaakt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Het C.K.-arrest betreft de beoordeling van onomkeerbare gevolgen voor de vreemdeling zelf bij overdracht in het kader van de Dublinverordening. Het Hof van Justitie van de Europese Unie benadrukt daarbij dat niet alleen de fysieke overdracht, maar ook de verdere gevolgen voor de gezondheidssituatie van de vreemdeling moeten worden beoordeeld. Eiseres legt het arrest ruimer uit door te stellen dat ook de gezondheidssituatie van haar in Nederland verblijvende oom in de beoordeling moet worden betrokken. Deze uitleg volgt echter niet uit het arrest. De kern van de toets van het arrest ligt bij de vraag of de overdracht voor eiseres leidt tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van haar medische situatie. Het arrest is dan ook niet direct van toepassing op de situatie van haar oom.
5. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen beslissen dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag van eiseres onverplicht aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Niet alleen ontbreekt het aan individuele, bijzondere omstandigheden, ook heeft eiseres de gestelde afhankelijkheidsrelatie tussen haar en haar oom niet aannemelijk gemaakt. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt niet dat zij de enige is die de zorg voor haar oom kan dragen. Verweerder heeft daarbij terecht opgemerkt dat haar oom zich al dertig jaar, zonder eiseres, in Nederland bevindt. Eiseres heeft niet onderbouwd hoe hij zich tot op heden, in haar afwezigheid, heeft kunnen redden en waarom specifiek zij de enige zou zijn die hem hierin kan ondersteunen. De enkele verwijzing naar de website van de GGZ leidt niet tot een ander oordeel.
6. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 april 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger-beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hoger-beroepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017 in de zaak C.K. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127.