Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer],
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Myanmarese vrouw geboren in 1999, heeft op 1 oktober 2024 asiel aangevraagd in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft haar aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek. Dit besluit is genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat de verantwoordelijkheid voor asielaanvragen ligt bij de lidstaat waar de asielzoeker voor het eerst is geregistreerd. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat haar afhankelijkheid van haar oom, die al dertig jaar in Nederland woont en lijdt aan ernstige gezondheidsproblemen, niet voldoende is meegewogen in de besluitvorming.
De rechtbank heeft de zaak op 27 maart 2025 behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank stelt vast dat de afhankelijkheid van de oom van eiseres niet voldoende is onderbouwd en dat de minister terecht heeft opgemerkt dat de oom al lange tijd zonder eiseres in Nederland verblijft. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien zij het niet eens is met deze uitspraak.