ECLI:NL:RBDHA:2025:5725

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/09/667736 / FA RK 24-4158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verdeling van de huwelijksgemeenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 1997 zijn gehuwd. De vrouw, die zowel de Thaise als de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De man heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw en heeft zelfstandig om echtscheiding verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, aangezien partijen het erover eens waren dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap beoordeeld. Het verzoek om partneralimentatie is afgewezen, omdat de vrouw dit niet voldoende had onderbouwd. Wat betreft de verdeling van de huwelijksgemeenschap heeft de rechtbank de peildatum voor de waardering vastgesteld op de datum van indiening van het verzoekschrift, 5 juni 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat de woning aan de man moet worden toegedeeld, maar onder voorwaarden, waaronder de verplichting om de vrouw haar deel in de overwaarde te voldoen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-4158 (scheiding) en FA RK 24-7152 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/667736 (scheiding) en C/09/673563 (verdeling)
Datum beschikking: 7 februari 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 5 juni 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.A.V. Hoogerduyn in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J. Todorov in Maasdijk, gemeente Westland.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 20 juni 2024, met bijlagen, namens de vrouw;
  • het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken, namens de man;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken namens de vrouw;
  • de brief van 30 december 2024, met bijlagen, namens de man;
  • de brief van 6 januari 2025 namens de vrouw.
Op 10 januari 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en de tolk Y. Wongsuwan, en de man met mr. D.P. Mandema als waarnemend advocaat. Door de advocaat van de man zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

  • De vrouw en de man zijn gehuwd op [datum] 1997 in [plaats 1] .
  • De vrouw heeft zowel de Thaise als de Nederlandse nationaliteit en de man heeft de Nederlandse nationaliteit.
  • Partijen zijn gehuwd in algemene gemeenschap van goederen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 800,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen uiterlijk op de eerste dag van de maand;
  • vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, inhoudende dat de man de woning aan de [adres 1] in ( [postcode] ) [plaats 1] toebedeeld krijgt, onder de opschortende voorwaarde dat de man de vrouw haar deel in de overwaarde voldoet binnen zes maanden na inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand en haar laat ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheek,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer tegen de verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man – na wijziging – zelfstandig om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap conform het voorstel van de man, inhoudende dat:
  • primairop grond van de redelijkheid en billijkheid wordt afgeweken van de algehele wettelijke gemeenschap van goederen, in die zin dat de woning aan de [adres 1] in ( [postcode] ) [plaats 1] buiten de gemeenschap van goederen wordt gehouden, althans;
subsidiairde woning aan de [adres 1] in ( [postcode] ) [plaats 1] aan de man wordt toebedeeld, onder verrekening van de helft van de overwaarde aan de vrouw, waarbij rekening wordt gehouden met de waarde en hypotheekschuld van de woning gelegen aan de [adres 2] in [plaats 2] in 2012;
  • de (overige) huwelijksgemeenschap reeds in onderling overleg bij helfte is verdeeld tussen partijen;
  • veroordeling van de vrouw in de proceskosten,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de verzochte nevenvoorzieningen door de man, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en zij verzoeken om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank zal het verzoek tot echtscheiding daarom als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Partneralimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 Alimentatieverordening rechtsmacht toe om te oordelen op het verzoek tot vaststelling van partneralimentatie.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 23 november 2007, Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van partneralimentatie.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw voor vaststelling van partneralimentatie afwijzen. De vrouw heeft dit verzoek niet onderbouwd met stukken of een berekening. De vrouw kan niet volstaan met de enkele mededeling dat zij arbeidsongeschikt is vanwege een herseninfarct en een bijstandsuitkering heeft, maar had aandacht moeten besteden aan haar behoefte, behoeftigheid en de draagkracht van de man.
Verdeling huwelijksgemeenschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij ook rechtsmacht met betrekking tot het verzoek om de verdeling van de gemeenschap van goederen te bevelen.
Gezien de huwelijksdatum van partijen, [datum] 1997, is op het huwelijksvermogensregime het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (het Verdrag) van toepassing.
Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht. De vrouw en de man hebben na hun huwelijk hun eerste gewone verblijfplaats in Nederland gevestigd. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen wanneer de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen en daardoor ook niet of partijen bij het sluiten van het huwelijk een gemeenschappelijke nationaliteit hadden. De rechtbank merkt echter op dat deze (ontbrekende) informatie geen invloed heeft op het toepasselijk recht. Als partijen tijdens de huwelijkssluiting geen gemeenschappelijke nationaliteit hadden, is op grond van artikel 4 van het Verdrag Nederlands recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen, aangezien hun eerste gewone verblijfplaats in Nederland was. Als partijen tijdens de huwelijkssluiting de Nederlandse nationaliteit gemeenschappelijk hadden, is op grond van artikel 4 van het Verdrag ook Nederlands recht van toepassing, maar dan vanwege de gemeenschappelijke nationaliteit. De rechtbank stelt daarom vast dat ongeacht wanneer de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, het huwelijksvermogensregime van partijen vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking wordt beheerst door Nederlands recht.
Inhoudelijke beoordeling
Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt.
De vrouw en de man zijn vóór 1 januari 2018 met elkaar gehuwd, zodat gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 BW moet worden aangenomen dat tussen hen een wettelijke algehele gemeenschap van goederen bestaat. Als uitgangspunt geldt dat de huwelijksgemeenschap volgens artikel 1:100 BW bij helfte tussen de vrouw en de man wordt verdeeld.
Peildatum
Als peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap geldt de datum van indiening van het verzoekschrift, te weten 5 juni 2024. Uitgangspunt bij de vaststelling van de peildatum voor de waardering is de datum van verdeling, tenzij partijen een andere datum overeenkomen of op grond van de beginselen van redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard, zo volgt onder meer uit Hoge Raad 18 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:451.
Omvang
Partijen verzoeken de rechtbank om een beslissing te nemen over de volgende bestanddelen:
de echtelijke woning aan de [adres 1] in ( [postcode] ) [plaats 1] ;
de overige huwelijksgemeenschap.
Ad. a) de echtelijke woning
Tussen partijen is niet in geschil dat de woning aan de man moet worden toegedeeld, maar zij verschillen van mening over de wijze waarop die verdeling moet plaatsvinden.
De vrouw stelt dat de man haar in 2006 uit de voormalig echtelijke woning heeft gezet. De vrouw geeft aan dat zij heeft geprobeerd in contact te komen met de man, destijds en in de afgelopen twee jaar, maar dat dit haar niet is gelukt. Volgens de vrouw betekent het gegeven dat de man in de echtelijke woning is blijven wonen niet dat zij daarmee afstand heeft gedaan van haar rechten op de overwaarde. Zij voert aan dat er geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden op basis waarvan zou moeten worden afgeweken van het uitgangspunt voor het bepalen van de peildatum voor de waardering van de echtelijke woning. Zij geeft aan dat bij de verdeling deels rekening kan worden gehouden met de feitelijke aflossingen die door de man op de hypotheek zijn gemaakt. Aangezien de man het woongenot heeft gehad, kunnen de aflossingen niet in hun geheel in mindering op de overwaarde worden gebracht. Verder geeft de vrouw aan dat zij er niet eerder aan heeft gedacht om de echtscheiding aan te vragen. Aangezien zij nu een daklozenuitkering krijgt, is maatschappelijk werk betrokken en is de vrouw door hen aangespoord om de echtscheiding aan te vragen.
De man betwist dat hij de vrouw uit de echtelijke woning heeft gezet. Hij betoogt dat de vrouw in 2006 de voormalig echtelijke woning aan de [adres 2] in [plaats 2] plotseling heeft verlaten en daarbij de dochter van partijen en haar zoon (van een andere man) heeft achtergelaten bij de man. De man wist eerst niet waar de vrouw naartoe was gegaan en kwam er na enkele maanden via een vriendin van de vrouw achter dat de vrouw bij een andere man verbleef. Hij heeft haar toen een koffer met spullen gebracht. De man geeft aan dat hij bezig was met overleven en er daarom niet aan heeft gedacht om de echtscheiding aan te vragen. In 2012 heeft de man de woning aan de [adres 2] verkocht en de huidige woning aan de [adres 1] aangeschaft. Hij stelt dat voor de bepaling van de peildatum voor de waardering van de woning op grond van de redelijkheid en billijkheid moet worden afgeweken van de hoofdregel van de datum van feitelijke verdeling. Hij acht het onredelijk dat de vrouw profiteert van de waardestijging en de door de man gedane aflossingen en investeringen. De man verzoekt daarom om bij de verdeling van de woning en de berekening van de overwaarde uit te gaan van de waarde en hypotheekschuld van de woning aan de [adres 2] bij de verkoop ervan in 2012.
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw en de man hebben ieder een andere lezing over het vertrek van de vrouw in 2006. De rechtbank begrijpt dat het vertrek van de vrouw, gedwongen dan wel vrijwillig, niet alleen uit het huis maar ook weg van haar beide kinderen, veel impact op het gezin heeft gehad. Zonder daar afbreuk aan te doen, moet voor de verdeling van de woning gekeken worden naar de juridische situatie. Partijen zijn in 1997 getrouwd en het echtscheidingsverzoek is eerst op 5 juni 2024 ingediend. Op dat moment, de peildatum voor de omvang van de gemeenschap, bevond zich de woning aan de [adres 1] in de gemeenschap. De rechtbank gaat niet mee in het betoog van de man dat de redelijkheid en billijkheid met zich meebrengt dat (de huidige waarde van) de woning aan de [adres 1] buiten de gemeenschap moet blijven. De rechtbank merkt daarbij op dat de man op de zitting heeft verklaard er drie maanden na haar vertrek achter te zijn gekomen waar de vrouw verbleef. De man heeft voorts op de zitting aangegeven dat hij er bij de aankoop van de woning aan de Groen van Prinstererstraat in 2012 op is gewezen dat voor deze aankoop de handtekening van de vrouw nodig was en dat hij deze handtekening heeft gehaald op het adres waar hij de vrouw eerder had gevonden en waar zij toen nog steeds verbleef. Hoewel de rechtbank kan begrijpen dat de man na het vertrek van de vrouw aan het overleven is geweest en zich voornamelijk op het welbevinden van de beide kinderen heeft gericht, had de man zich op dat moment toch ook moeten realiseren dat hij nog met de vrouw getrouwd was en hierdoor samen met haar een woning kocht. Dat hij op dat moment geen echtscheiding in gang heeft gezet, komt voor zijn rekening en risico. De rechtbank zal daarom geen uitzondering maken op de waardepeildatum en zoals gebruikelijk als waardepeildatum de datum van feitelijke verdeling hanteren. Verder zal de rechtbank opnemen dat de man de aflossingen op de hypotheek die voor de Groen van Prinstererstraat zijn gedaan mag aftrekken van de overwaarde. De vrouw heeft niet toegelicht of onderbouwd hoeveel hierop in mindering zou moeten worden gebracht als compensatie voor het woongenot dat de man heeft gehad, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Voor de verdeling van de woning aan de Groen van Prinstererstraat zal de rechtbank een zogenoemd ‘spoorboekje’ vaststellen.
Ad. b) de overige huwelijksgemeenschap
De man verzoekt vast te stellen dat de rest van de huwelijksgemeenschap al is verdeeld. De vrouw betwist dat de overige huwelijksgemeenschap al bij helfte is verdeeld. De man heeft niet gesteld of aangetoond welke bestanddelen verder in de huwelijksgemeenschap vallen. Hij heeft zijn stelling, mede gelet op de betwisting van de vrouw, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de man afwijzen.
Proceskosten
De man heeft verzocht om de vrouw te veroordelen in de proceskosten, maar hij heeft dit verzoek niet onderbouwd. Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft en de man bovendien zelfstandige verzoeken heeft ingediend, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 1997 in [plaats 1] ;
*
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
met betrekking tot de woning, gelegen aan de [adres 1] in ( [postcode] ) [plaats 1] en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening:
1. de woning wordt toegedeeld aan de man op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) voor zover partijen het niet eens worden over de keuze voor een onafhankelijk makelaar-taxateur dient de vrouw aan de man binnen één maand na de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand drie onafhankelijke NVM-makelaar-taxateurs voor te stellen die bereid en in staat zijn de woning te taxeren, waaruit de man er vervolgens binnen één week één kiest. Partijen verstrekken vervolgens binnen één week een gezamenlijke opdracht aan deze makelaar-taxateur tot taxatie van de woning. Deze makelaar-taxateur zal tussen partijen bindend de waarde vaststellen waartegen de man de woning zal overnemen;
b) de man dient binnen twee maanden na de taxatie aan de vrouw aan te tonen dat hij de woning tegen de getaxeerde waarde kan overnemen met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen;
c) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de getaxeerde waarde, te vermeerderen met de waarde van de aan de woning gekoppelde polissen ten tijde van de overdracht, minus de eventueel aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht, minus de kosten van de makelaar-taxateur en minus de door de man sinds de aankoop van de woning gedane afbetalingen op de hypotheek;
d) de kosten van de notariële overdracht worden door de man, als kosten koper, voldaan;
e) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
2) indien de man de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) partijen dienen binnen één week nadat de onder 1) genoemde termijn is verstreken of nadat de man kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen aan de onder 1) genoemde makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde. Deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
b) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning, te vermeerderen met de waarde van de eventueel aan de woning gekoppelde polissen ten tijde van de overdracht, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht, minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur en minus de door de man sinds de aankoop van de woning gedane afbetalingen op de hypotheek;
c) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
*
verklaart deze beschikking tot zover, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding tussen de man en de vrouw, uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, rechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 februari 2025.