In deze zaak vorderde de Stichting Staedion ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde appartement van de gedaagde partij, die sinds 1988 huurder is. Staedion stelde dat de gedaagde partij, door het veroorzaken van bonk- en tikgeluiden, in strijd handelde met artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek, wat leidde tot ernstige overlast voor de onderbuurvrouw. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 19 februari 2025, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Staedion onderbouwde haar vordering met overlastformulieren, geluidsfragmenten en verklaringen van buurtbewoners, terwijl de gedaagde partij zijn verweer voerde door te stellen dat hij zelf ook overlast ervaart van zijn onderburen en dat de klachten ongegrond zijn.
De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er sprake was van overlast, deze niet van dien aard was dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De overlast was structureel, maar niet ernstig genoeg om de huurovereenkomst te ontbinden, vooral gezien het feit dat de gedaagde partij al bijna veertig jaar zonder noemenswaardige problemen in het gehuurde woont. De kantonrechter weegt ook mee dat de overlast voornamelijk overdag plaatsvond en dat er geen herhaaldelijke overschrijding van geluidsnormen was vastgesteld. Uiteindelijk werd de vordering van Staedion afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten.