ECLI:NL:RBDHA:2025:5732
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende inreisverbod
Op 7 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker van Marokkaanse nationaliteit, die een zwaar inreisverbod heeft gekregen van de minister van Asiel en Migratie. Dit inreisverbod is opgelegd met een intrekking van een eerder, lichter inreisverbod en is voor de duur van tien jaar. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 april 2025 behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde, mr. M.A.M. Karsten. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. R.M. Koning. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening besproken, samen met een ander beroep dat op dat moment aanhangig was.
In de uitspraak van vandaag is het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard en zijn de bestreden besluiten in stand gelaten. Hierdoor is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Ruiter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.