ECLI:NL:RBDHA:2025:5766

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
NL25.2898
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van Syriër met ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser, een Syriër, op 21 januari 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 28 september 2023. De minister heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn, die normaal gesproken zes maanden bedraagt, heeft verlengd met negen maanden op basis van WBV 2023/34. Eiser heeft de minister op 31 december 2024 in gebreke gesteld, omdat er geen beslissing was genomen. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet tijdig een ingebrekestelling heeft ingediend, aangezien er een besluit- en vertrekmoratorium van kracht was voor Syrië, dat de beslistermijn met een jaar verlengt. Hierdoor was de ingebrekestelling prematuur en voldeed eiser niet aan de voorwaarden voor het indienen van beroep. De rechtbank heeft het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2898
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.J. Schüller),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser op 21 januari 2025 heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 28 september 2023 (hierna: aanvraag).
De minister heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Eiser komt uit Syrië. Eiser heeft op 28 september 2023 zijn aanvraag ingediend. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 De minister heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/34 met negen maanden verlengd. Eiser heeft de minister op 31 december 2024, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag. Door het uitblijven van een beslissing heeft eiser op 21 januari 2025 beroep ingesteld.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.
4. Met ingang van 14 december 2024 geldt voor Syrië een besluit- en vertrekmoratorium voor de duur van zes maanden.5 Gedurende de tijd dat dit moratorium van kracht is, beslist de minister niet op de asielaanvraag. Op grond van artikel 2 van het Besluit tot instelling van het besluitmoratorium wordt de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen verlengd met een jaar tot ten hoogste 21 maanden.6
____________
5 Staatscourant van 13 december 2024, nr. 41538.
6 Artikel 43, eerste lid, van de Vw.
5. De rechtbank stelt vast dat het besluitmoratorium van kracht was ten tijde van de door eiser ingediende ingebrekestelling. De ingebrekestelling is aldus te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Eiser valt ook niet onder één van de in artikel 4 van het Besluit tot intrekking van het besluitmoratorium genoemde categorieën die uitgesloten zijn van de werking van het besluitmoratorium. Het beroep is daarom kennelijk niet- ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 maart 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.