7.3Het oordeel van de rechtbank
Schadevergoeding bij minderjarige verdachte onder de 14 jaar
De rechtbank overweegt allereerst dat de vordering betrekking heeft op een gedraging van een verdachte die ten tijde van het bewezenverklaarde feit de leeftijd van veertien jaar nog niet had bereikt. De gedraging van de verdachte kan wel worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, en als de verdachte veertien jaar of ouder zou zijn geweest, zou die haar ook worden toegerekend. In verband met de leeftijd van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit wordt de vordering echter, ingevolge artikel 51g lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, geacht te zijn ingediend tegen de ouder(s) van de verdachte.
Voor zover er schade, die het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit, voor vergoeding in aanmerking komt, zal dus niet de verdachte zelf maar in dit geval de moeder worden veroordeeld tot betaling daarvan.
Standpunt raadsman
Ten aanzien van het standpunt van de raadsman dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de moeder van de verdachte de vordering niet heeft ontvangen, overweegt de rechtbank het navolgende.
Het Openbaar Ministerie heeft op 25 februari 2025 een kennisgeving verzonden aan de moeder van de verdachte met de mededeling dat de benadeelde partij zich met een vordering tot schadevergoeding heeft gevoegd in de tegen de verdachte aanhangig gemaakte strafzaak. Daarbij is vermeld dat de hoogte van de vordering € 1.697,52 bedraagt. Bovendien is in de kennisgeving vermeld dat de rechtbank haar als gezaghebbende aansprakelijk kan stellen voor het betalen van de schadevergoeding van de door haar dochter (de verdachte) toegebrachte schade, omdat zij de leeftijd van 14 jaar nog niet had bereikt op het moment van het plegen van het feit. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de moeder in kennis is gesteld van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij.
Bovendien is de moeder ter terechtzitting in de gelegenheid gesteld om de vordering door te nemen (de zitting is om deze reden kort onderbroken) en om hierop te reageren.
Gelet op het voorgaande passeert de rechtbank het verweer van de verdediging.
Materiële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten, ter grootte van € 1.367,92. Dit zal hieronder worden toegelicht.
De gevorderde schadevergoeding is genoegzaam onderbouwd voor zover deze ziet op de kosten voor psychische hulp voor de betrokken medewerkers. De rechtbank acht het aannemelijk dat het aanwezige personeel als gevolg van de winkeloverval psychische hulp nodig heeft gehad, waardoor Hoogvliet B.V. kosten heeft moeten maken voor die hulp. De kosten voor deze medische behandelingen – inclusief de reiskosten – zijn door middel van facturen onderbouwd. De facturen dateren van 21 maart 2024 en 29 april 2024. Dit is een korte periode na de winkeloverval op 1 maart 2024. Daar komt bij dat op de factuur van 21 maart 2024 is vermeld dat deze ziet op “directe opvang/consulten” waarbij is vermeld “1, 2/3” en “1 tm 15/3”. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de desbetreffende facturen voor andere behandelingen zijn opgesteld. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat dit gedeelte van de vordering kan worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 430,- gevorderd voor het tijdens de winkeloverval buitgemaakte geldbedrag. De rechtbank zal deze schadepost gedeeltelijk toewijzen, omdat het door de verdachten buitgemaakte geldbedrag onder de medeverdachte voor het grootste deel (te weten € 329,60) in beslag is genomen en de rechtbank ervan uitgaat dat dit in beslag genomen geldbedrag in de procedure van de medeverdachte zal worden teruggegeven aan de benadeelde partij (de rechthebbende). Dit betekent dat dit onderdeel van het gevorderde bedrag zal worden toegewezen tot een bedrag van (€430 - €329,60 =) € 100,40 en dat de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet ontvankelijk zal worden verklaard.
Hoofdelijk
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een ander heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
Daarbij geldt dat de moeder van de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeven te betalen.
Conclusie
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de moeder van de verdachte toewijzen tot een bedrag van € 1.267,52 + € 100,40, in totaal € 1.367,92.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen ten laste van de moeder van de verdachte, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 maart 2024 is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de moeder van de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de moeder van de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu niet de verdachte zelf, maar de moeder wordt veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.