Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[eiseres 1] B.V.,
2.
[eiseres 2] B.V.,
1.Inleiding
2.De procedure
- de dagvaarding van 20 oktober 2023, met de daarbij behorende producties 1 t/m 39;
- de conclusie van antwoord van 24 februari 2024, met de producties 1 t/m 48;
- het tussenvonnis van 1 mei 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de conclusie vermeerdering van eis, tevens akte overlegging producties 40 t/m 54;
- de akte overlegging productie 55.
3.De feiten
short stay-hotel te realiseren. [eiseres 1] is sinds 1 april 2021 eigenaar van het perceel [perceel 1] . Op dit perceel stond al een hotel. [eiseres 2] is sinds 1 april 2021 eigenaar van het perceel [perceel 2] . Op dit perceel stond een oud schoolgebouw dat al sinds 1994 niet meer als zodanig werd gebruikt. Het initiatief om op deze percelen een
short stay-hotel te realiseren zal de rechtbank hierna kortheidshalve ook aanduiden als “het project”.
U heeft op 30 juli 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd (…). De volgende activiteit is aangevraagd;
bouwen (artikel 2.1, lid 1a Wabo)
Strijdig gebruik (artikel 2.1 lid c Wabo)
). Het wijzigen van de functie (hotel) kan worden gezien als een activiteit, als bedoeld in artikel 4, lid 9 van bijlage II Bor(de zogenoemde kruimelgevallen, rechtbank).
”
Bouwen zolang er nog niet beslist is op de bezwaarschriften doet u op eigen risico”.
Zolang uw omgevingsvergunning niet onherroepelijk is, bouwt u op eigen risico”.
4.Het geschil
second opiniongevraagd aan prof. Kortmann. De daaraan verbonden kosten van € 25.301,85, die door [eisende partij] zijn betaald, dienen volgens haar te worden beschouwd als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en behoren tot de vermogensschade die [eisende partij] als gevolg van het onrechtmatige handelen van de gemeente heeft geleden. Die kosten moeten dus ook door de gemeente aan haar worden vergoed, aldus [eisende partij] .
5.De beoordeling
kruimelgevallen), waarin een omgevingsvergunning kan worden verleend voor activiteiten waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken. In deze zaak is artikel 4 lid 9, van bijlage II bij het Bor van belang. Daarin staat dat voor een omgevingsvergunning in aanmerking komt (ook al is de activiteit in strijd met het bestemmingsplan):
het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten (…)”.
nietzijn aan te merken als een kruimelgeval, geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Volgens deze uitgebreide procedure moet het bevoegde gezag (in beginsel) binnen zes maanden op de aanvraag beslissen en moet binnen deze periode de gemeenteraad een ontwerpverklaring van geen bedenkingen afgeven, dient het ontwerpbesluit bekend gemaakt en ter inzage te worden gelegd en kunnen zienswijzen worden ingediend waarop de gemeente moet reageren.
nietop grond van deze bepaling:
alleenvan de omstandigheid dat de intrekking op verzoek van [eisende partij] heeft plaatsgevonden. Gelet hierop moet bij die beoordeling ook worden betrokken dat [eisende partij] om intrekking van de vergunning heeft verzocht, omdat hij vreesde dat die vergunning, waartegen bezwaar was aangetekend, in de bezwaar- en eventueel beroepsprocedure zou sneuvelen. Daarbij is van belang dat daaraan voorafgaand ambtenaren van de gemeente, nadat derden tegen de vergunningverlening bezwaar hadden gemaakt, [eisende partij] hebben meegedeeld dat de gemeente een (onherstelbare) fout heeft gemaakt door de verkeerde voorbereidingsprocedure toe te passen en dat daarom de vergunning bij bezwaar of beroep niet in stand zou blijven, en vervolgens het daarmee overeenstemmende advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften van 7 april 2022, dat erop neerkomt dat het college van B&W de bezwaren gegrond dient te verklaren, het bestreden besluit moet herroepen en een nieuw besluit moet nemen met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure, omdat het college ten onrechte de reguliere voorbereidingsprocedure heeft gevolgd. De vrees van [eisende partij] die tot het verzoek om intrekking van de vergunning heeft geleid, was dus, mild uitgedrukt, niet zonder enige grond.
nieuwevergunningsaanvraag van [eisende partij] de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing heeft verklaard. Op grond van artikel 3.1 lid 3 Wabo moet het college van B&W (het bevoegde gezag) aan de aanvrager van de omgevingsvergunning kenbaar maken welke voorbereidingsprocedure van toepassing is. Deze bepaling geeft het college van B&W geen bevoegdheid om voor de betrokken aanvraag van de wettelijk voorgeschreven voorbereidingsprocedure af te wijken. Het college van B&W dient na ontvangst van een aanvraag om een omgevingsvergunning tijdig te bezien welke procedure daarop
ingevolge de Wabovan toepassing is. De beantwoording van de vraag of op een aanvraag om een omgevingsvergunning de reguliere dan wel de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, is, gelet op artikel 3.10 lid 1 Wabo afhankelijk van de activiteit die is aangevraagd. De Wabo bepaalt daarmee exclusief welke procedure op een aanvraag van toepassing is. Het college van B&W heeft hierin derhalve geen keuze, maar dient de voorbereidingsprocedure toe te passen die uit de Wabo voortvloeit. [2] De voorkeur van de aanvrager voor deze of gene procedure is onder toepasselijkheid van de Wabo niet relevant. [3]
6.De beslissing
april 2025.