Op 8 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij verzoekers, vertegenwoordigd door mr. E. Yilmaz, een voorlopige voorziening vroegen in verband met hun asielaanvragen. De verzoekers, die gezamenlijk zijn aangeduid met de zaaknummers NL25.5840, NL25.5842 en NL25.5844, hadden beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die hun aanvragen niet in behandeling had genomen op grond van de verantwoordelijkheid van België voor de behandeling van deze aanvragen. De verzoekers stelden dat hun asielaanvragen niet correct waren afgehandeld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen van de uitspraak werd opgemerkt dat er eerder op dezelfde dag uitspraak was gedaan in andere zaken (NL25.5839, NL25.5841 en NL25.5843) die verband hielden met de asielaanvragen van de verzoekers. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan op de beroepen, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.