ECLI:NL:RBDHA:2025:5895

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
09/101275-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dood door schuld in verkeer door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijden

Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 10 december 2022 in Delft betrokken was bij een verkeersongeval waarbij een fietser om het leven kwam. De verdachte, geboren in 1998, reed als bestuurder van een auto op de Prinses Beatrixlaan en negeerde de verkeerssituatie door met een snelheid van tussen de 80 en 87 kilometer per uur te rijden, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 kilometer per uur was. Tijdens het inhalen van een ander voertuig negeerde hij de verkeerslichten en had hij onvoldoende aandacht voor het verkeer. Het slachtoffer, een fietser, stak de weg over terwijl het voor hem rode licht gaf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot het fatale ongeval. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en legde een taakstraf van 180 uren op, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/101275-23
Datum uitspraak: 10 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 27 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.D.A. Stam naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 december 2022 te Delft als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Prinses Beatrixlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen: hij, verdachte aldaar,
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- heeft gereden met een snelheid gelegen tussen de 80 en 87 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of
- heeft gereden met een gelet op de verkeersveiligheid en/of verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig is botsing is gekomen met een overstekende fietser, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2022 te Delft als bestuurder van een voertuig (nauto), daarmee rijdende op de weg, de Prinses Beatrixlaan, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- te rijden met een snelheid gelegen tussen de 80 en 87 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of
- te rijden met een gelet op de verkeersveiligheid en/of verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand te brengen tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een overstekende fietser, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2022 te Delft als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Prinses Beatrixlaan, als volgt heeft gehandeld: hij, verdachte aldaar,
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- heeft gereden met een snelheid gelegen tussen de 80 en 87 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of
- heeft gereden met een gelet op de verkeersveiligheid en/of verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en/of
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig is botsing is gekomen met een overstekende fietser, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood en/of door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, waarbij het gedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden aangemerkt.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat het ongeval in redelijkheid niet aan de verdachte kan worden toegerekend. De raadsman heeft ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde betoogd dat geen sprake is van een ernstige schending van de verkeersregels. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, nader ingaan op specifieke standpunten van de raadsman.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverweging
Het ongeval
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 10 december 2022 reed de verdachte terwijl het donker was, als bestuurder van een auto op de Prinses Beatrixlaan in Delft in de richting van Rijswijk. De verdachte stond voor het rode stoplicht te wachten op de kruising met de Ruys de Beerenbrouckstraat. Op het moment dat het stoplicht op groen sprong, trok de verdachte stevig op, om het voertuig links van hem te kunnen inhalen. Het daaropvolgende stoplicht sprong eveneens op groen, waarna de verdachte (zo verklaart getuige [getuige 1] ) met hoge snelheid doorreed op de kruising van de Prinses Beatrixlaan met de Alexander Fleminglaan. Intussen kwam het latere slachtoffer vanuit de Alexander Fleminglaan (snel) aangefietst en stak, het voor hem rode verkeerslicht negerend, de Prinses Beatrixlaan over. Toen de verdachte het slachtoffer zag, kon hij zijn voertuig niet meer tijdig tot stilstand brengen. Het slachtoffer is met de voorzijde van het voertuig in botsing gekomen en was op slag dood.
Causaal verband
De rechtbank zal verder beoordelen of de verdachte een strafrechtelijk verwijt in de zin van artikel 6 WVW 1994 kan worden gemaakt, zoals primair ten laste is gelegd. In de eerste plaats dient de rechtbank daarbij te beoordelen of er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Dit dient te worden beoordeeld aan de hand van de redelijke toerekening.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een causaal verband. Anders dan door de verdediging betoogd acht de rechtbank bewezen dat de verdachte in ieder geval tot kort voor de aanrijding met een te hoge snelheid heeft gereden. De rechtbank stelt vast dat uit de verkeersongevallen analyse volgt dat de verdachte de kruising met de Alexander Fleminglaan was genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 80 en 87 kilometer per uur. Hij overschreed hiermee fors de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Verder is door de getuigen waargenomen dat de verdachte sportief optrok en vervolgens met een veel hogere snelheid wegreed, ongeveer met 80 kilometer per uur. De verdachte naderde dus met snelheid een kruising, waarbij van verkeersdeelnemers binnen de bebouwde kom verwacht mag worden dat zij – ook indien sprake is van een groen verkeerslicht – extra oplettend zijn. De verdachte had bovendien, waarschijnlijk als gevolg van de door hem ingezette inhaalmanoeuvre, onvoldoende aandacht voor de verkeerssituatie ter plaatse. Als gevolg hiervan zag hij het slachtoffer te laat, waardoor hij niet meer op tijd kon remmen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het ongeval redelijkerwijs kan worden toegerekend aan de verdachte.
Schuld
Schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijke onvoorzichtigheid tot roekeloosheid als de zwaarste vorm van schuld. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schuld gaat het om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De rechtbank stelt het volgende vast.
De verdachte is, zoals hierboven besproken, met een te hoge snelheid aan komen rijden op een kruising. Door aldus te handelen heeft de verdachte zijn gedrag onvoldoende afgestemd op de situatie ter plaatse. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank ook de verklaring van de verdachte dat hij erg vaak op de plek heeft gereden. Juist onder die omstandigheden had de verdachte zich moeten realiseren dat hij nog ruimschoots tijd had om op de juiste rijstrook terecht te komen voordat hij linksaf wilde gaan. Naar het oordeel van de rechtbank had de verdachte vaart moeten minderen toen hij de kruising naderde en zijn inhaalmanoeuvre moeten uitstellen tot na de kruising.
De verdachte heeft bovendien onvoldoende aandacht gehad voor het overige verkeer. De verkeersituatie op de kruising was overzichtelijk geregeld met verkeerslichten en het zicht op de kruising werd niet gehinderd door bijvoorbeeld objecten langs de weg. Ook was het slachtoffer goed zichtbaar en had hij verlichting en reflecties op zijn fiets.
De rechtbank acht dit handelen van de verdachte in de gegeven omstandigheden en gelet op de aard en ernst van de verkeersovertreding, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Dat ook sprake is van eigen schuld aan de kant van het slachtoffer, omdat hij door rood is gereden, doet aan voorgaande niet af. Daarom is sprake van schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW.
ConclusieDe rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het verkeersgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend in de zin van artikel 6 WVW 1994 is aan te merken en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer als gevolg daarvan is overleden. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 10 december 2022 te Delft als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Prinses Beatrixlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen: hij, verdachte aldaar,
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- heeft gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en
- heeft gereden met een gelet op de verkeersveiligheid en verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht ten gevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig is botsing is gekomen met een overstekende fietser, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en dat een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen wordt opgelegd voor de duur van 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en aan de verdachte op te leggen een gedeeltelijk voorwaardelijke geldboete en geen ontzegging van de rijbevoegdheid.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft een inhaalmanoeuvre verricht terwijl hij met hoge snelheid kwam aanrijden op een kruising waar op dat moment een fietser aan het oversteken was. Doordat de verdachte te hard reed en het slachtoffer te laat opmerkte, kon hij zijn auto niet meer tijdig tot stilstand brengen. Ten gevolge van de aanrijding is het slachtoffer ter plaatse overleden. Het is aannemelijk dat het ongeval een grote impact heeft gehad op degenen die daarvan getuige zijn geweest. Dit gedrag brengt gevoelens van angst en onveiligheid teweeg in de maatschappij. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het verlies voor de nabestaanden groot is. De rechtbank is zich er van bewust dat geen enkele straf dit leed zal kunnen wegnemen. Tegelijkertijd heeft het ongeval ook een grote impact gehad op de verdachte en heeft hij zijn spijt betuigd. De rechtbank houdt hiermee rekening bij de strafoplegging.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 februari 2025. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
De op te leggen straffen
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, het tijdverloop in deze zaak en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW 1994. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij het feit de dood ten gevolge heeft gehad, sprake is aanmerkelijke schuld van de verdachte en alcohol geen rol speelt, geldt als uitgangspunt dat een taakstraf voor de duur van 240 uren wordt opgelegd en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact die het ongeval op de verdachte heeft gehad, aanleiding om een minder hoge straf op te leggen dan vermeld in de oriëntatiepunten.
Weliswaar heeft de verdachte ter terechtzitting aangegeven graag zijn rijbewijs te behouden ten behoeve van zijn werkzaamheden, maar de rechtbank acht een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen passend en geboden om recht te doen aan de aard en ernst van het feit. Deze straf heeft ook tot doel om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw te handelen in strijd met de geldende verkeersregels. Tegelijkertijd heeft de rechtbank oog voor het belang van het werk van de verdachte en zal zij daarom een deel van die straf voorwaardelijk opleggen.
Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straffen passend en geboden, en zal zij aan de verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
180 (HONDERDTACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
90 (NEGENTIG) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 12 (TWAALF) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot
10 (TIEN) maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. Y.H.M. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.A. Duijm, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 april 2025.
Bijlage
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022370996, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 72).

1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 2-4):

Datum : 10 december 2022
Omstreeks: 18:02 uur
Adres: Prinses Beatrixlaan
Postcode en plaats: 2613 AX Delft
Betrokkene 1: [slachtoffer] , ten gevolge van het ongeval is hij overleden.
Betrokkene 2: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1998.
Be 2 [verdachte] reed als bestuurder van zijn personenauto over de Prinses Beatrixlaan te Delft. Be 2 reed vanaf de kruising met de de Ruys de Beerenbrouckstraat in de richting van van de rijksweg A4. Be 2 verklaarde ter plaatse sportief weg gereden te zijn met groenlicht op de hierboven genoemde kruising.
Be 1 reed als bestuurder op zijn fiets op het fietspad gelegen langs de Beatrixlaan. Be 1 kwam uit de richting van Rijswijk en reed in de richting van Delft. Bij de kruising met de Alexander Flemmingstraat stak be 1 de Prinses Beatrixlaan over. Op het moment dat be 1 de Prinses Beatrixlaan overstak reed be 2 ook deze kruising op. Ten gevolge van deze confrontatie is be 1 ter plaatse komen te overlijden.
Uit onderzoek is gebleken dat be 1 het voor hem bedoelde rode verkeerslicht in zijn rijrichting heeft genegeerd.
Uit onderzoek is gebleken dat be 2 voor genoemde kruising de ter plaatse toegestane maximum snelheid heeft overschreden.

2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 36, 38-39):

Ter plaatse (
de rechtbank begrijpt: op de kruising van de Prinses Beatrixlaan met de Alexander Fleminglaan) gold een maximumsnelheid voor motorvoertuigen van 50 km/h, als bedoeld in artikel 20 onder a RVV 1990.
De Gazelle verkeerde rijtechnisch in een voldoende staat van onderhoud, en vertoonde geen gebreken en/of bijzonderheden, welke mogelijk van invloed zijn geweest op het ontstaan, dan wel het verloop van het ongeval. De voor en achterband van de Gazelle waren voorzien van reflectie. De koplamp verlichting bestond uit een brandend knoopcel batterij lampje.
De Volkswagen reed over de Prinses Beatrixlaan in de richting van Rijswijk / Rijksweg A4. De Volkswagen reed op het moment van confrontatie met de Gazelle over de linker rijstrook. De Gazelle reed over het parallel aan de rijbaan gelegen fiets- bromfietspad. Gekomen na de oversteek met de Alexander Fleminglaan, sloeg de Gazelle linksaf om vervolgens de rijbaan van de Prinses Beatrixlaan over te steken. Zonder gebruik te maken van de aanvraag drukknop van de verkeersregelinstallatie reed de Gazelle de rijbaan op richting de overzijde. Gekomen op de rijstrook gelegen aan de middenberm, werd de Gazelle door de rechter voorzijde van de Volkswagen aangereden. De bestuurder van de Gazelle kwam na het verkeersongeval ter plaatse te overlijden.
Uit onderzoek van de verkregen verkeersregelinstallatie data bleek dat de Volkswagen voor de kruising over de rechter rijstrook reed en een snelheid had gereden welke lag tussen de 80 km/h en 86 km/h. De Volkswagen was voor de plaats confrontatie kennelijk van rijstrook gewisseld. De bestuurder van de Volkswagen had voor de plaats confrontatie de mogelijkheid om de snelheid van het voertuig te verminderen.
Uit de analyse van het faselog bleek dat de bestuurder van de personenauto, op 10 december 2022, de stopstreep was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten groen licht uitstraalden.
De bestuurder van de fiets was op zaterdag 10 december 2022, de stopstreep gepasseerd, terwijl het voor hem geldende verkeerslicht minimaal 3 minuten en 55 seconden rood licht uitstraalde. Voorafgaand aan het verkeersongeval had de bestuurder van de fiets de drukknop niet bediend.

3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 10 december 2022, voor zover inhoudende (p. 14-15):

Op 10 december 2022, omstreeks 18:00 uur, bevond ik mij op de Prinses Beatrixlaan ter hoogte van de kruising Ruys de Beerenbrouckstraat te Delft. Ik bevond mij op dat moment op de linker rijstrook. Rechts van mij stond eveneens een voertuig te wachten voor het rood uitstralende verkeerslicht. Mijn aandacht werd naar dit voertuig getrokken, omdat ik steeds het geluid van hoge toeren van een automotor hoorde. Ik hoorde namelijk dat kennelijk de bestuurder naast mij herhaaldelijk gas gaf. Op enig moment zag ik dat het verkeerslicht van rood uitstralend licht veranderde naar groen uitstralend licht. Ik reed hierop weg, echter ik merkte dat het voertuig rechts naast mij, met een veel grotere snelheid weg reed. Dit is dus eigenlijk doordat ik zag dat de onderlinge afstand snel groter werd, dit terwijl ik gewoon normaal weg reed. De aanrijding vond plaats ter hoogte van de volgende kruising, namelijk de Prinses Beatrixlaan met de afslag naar de DSM. Ik bevond mij ongeveer in het midden van beide kruisingen toen ik zag dat het andere voertuig bij de kruising van de Prinses Beatrixlaan met de afslag DSM was. Vanaf dat moment is mijn aandacht van de snel wegrijdende auto verlegd naar een fietser die ik ineens zag op de kruising Prinses Beatrixlaan met de afslag naar DSM. Ten tijde dat ik de fietser zag, was ik alert en voorzag ik de aanrijding al.

4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 december 2022, voor zover inhoudende (p. 21):

Ik, verbalisant [verbalisant] , verklaar het volgende:
Op 10 december 2022 ging ik in gesprek met [getuige 1] . [getuige 1] was getuige
van de aanrijding en ik hoorde dat hij het volgende aan mij verklaarde:
“Ik stond voor de stoplichten op de Prinses Beatrixlaan bij het kruispunt met de van
Foreestweg. De rode auto voor mij was de eerste in de rij. Wat mij enorm opviel
was het geluid wat de auto voor mij produceerde. Ik hoorde dat de bestuurder
van die auto de hele tijd gas gaf. Ik hoorde de uitlaat behoorlijk hard gaan. Bij
groen licht trok de bestuurder van die auto sportief op en liep uit. Ik had het idee dat
hij ongeveer 80 kilometer per uur reed. Ik zag ook dat het volgende stoplicht ook groen was en hij doorreed met deze snelheid. ”

5. Een geschrift, te weten een schouwverslag, opgemaakt door forensisch arts F.A. Nijkamp op 10 december 2022, voor zover inhoudende (p. 23-25):

Cliënt: [slachtoffer]
Datum schouw: 10-12-2022 18:50 uur
Alles overziend concludeer ik een niet-natuurlijke dood t.g.v. een noodlottig en
fataal verkeersongeval. Dhr is daarbij (als fietser) in botsing gekomen met een
rijdende auto. Dhr. is (zeer waarschijnlijk) overleden t.g.v. zeer ernstig en fataal
schedel-hersenletsel en thoracaal letsel t.g.v. stomp, botsend geweld.

6. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 maart 2025, voor zover inhoudende:

Ik stond voor het stoplicht. Wij gingen optrekken. Ik wilde naar de linkerbaan zodat ik bij het stoplicht de wijk in kon. Ik stond op de rechterbaan. Ik trok stevig op, zodat ik voorbij de auto kon komen. De afstand tussen het optrekken bij het stoplicht en het ongeval is ongeveer 250 of 200 meter. Het moment dat ik opkeek van mijn manoeuvre was het slachtoffer al daar. Ik heb hem eerder niet gezien. Ik heb nog een seconde geprobeerd om te remmen en weg te sturen, maar dat mocht niet baten. Ik heb die weg al duizend keer gereden, het gaat op gevoel. Ik ken de plek.