ECLI:NL:RBDHA:2025:5913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
NL25.800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minister tot betaling van proceskosten na intrekking beroep inzake mvv aanvraag

In deze uitspraak van 9 april 2025 beoordeelt de Rechtbank Den Haag het verzoek van een verzoeker om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van zijn beroep, dat was ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote en twee kinderen, ingediend op 18 maart 2024. De minister heeft op 19 maart 2025 alsnog op deze aanvraag beslist, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat de minister geheel tegemoet is gekomen aan de verzoeker door alsnog een besluit te nemen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en kent een vergoeding van € 453,50 toe aan de verzoeker. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,= en een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de minister verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden, waarvoor verzoeker zich tot de minister moet wenden. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de Rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.800

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [V-nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep. Dat beroep was ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag van 18 maart 2024 voor een mvv [1] voor zijn echtgenote en zijn twee kinderen. Hij heeft het beroep ingetrokken nadat de minister op 19 maart 2025 alsnog op zijn aanvraag heeft beslist.
1.1.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [3]
Is de minister aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de minister geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 7 januari 2025 heeft verzoeker beroep ingesteld. De termijn om te beslissen op de aanvraag was op dat moment verstreken. De minister heeft op 19 maart 2025 alsnog op de aanvraag beslist. Hiermee is de minister tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet de minister aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,= en met wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is, aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de minister verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. [4] Verzoeker moet zich hiervoor tot de minister wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van € 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent) aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan op 9 april 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
4.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.