ECLI:NL:RBDHA:2025:5917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
NL24.46198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv-aanvraag in het kader van nareis

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Kortrijk, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, ingediend op 12 april 2024. De minister heeft op 25 november 2024 alsnog op de aanvraag beslist en deze ingewilligd. Ondanks de inwilliging heeft eiseres haar beroep gehandhaafd, wat de rechtbank noopte om de zaak te beoordelen zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat, nu de aanvraag is ingewilligd, eiseres geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar mvv-aanvraag. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Eiseres had haar beroep op 20 november 2024 ingesteld, terwijl de termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag al was verstreken. De rechtbank heeft echter erkend dat eiseres het beroep terecht heeft ingesteld, omdat de minister in gebreke was.

De rechtbank heeft de minister daarom veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50, en heeft bepaald dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 vergoedt. De uitspraak is gedaan op 9 april 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46198

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de voor haar en haar kind ingediende aanvraag van 12 april 2024 voor een mvv [1] in het kader van nareis.
Met het besluit van 25 november 2024 heeft de minister alsnog op de aanvraag beslist. De aanvraag is ingewilligd.
Eiseres heeft het beroep gehandhaafd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de mvv-aanvraag van eiseres, dient te worden vastgesteld dat met inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiseres, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
2. Op 20 november 2024 heeft eiseres haar beroep ingesteld. De termijn om te beslissen op de aanvraag was op dat moment verstreken. Eiseres heeft de minister ook rechtsgeldig in gebreke gesteld.
3. Omdat eiseres het beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar mvv-aanvraag terecht heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de minister te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast moet de minister op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent);
 bepaalt dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 (honderdzevenentachtig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 9 april 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.machtiging tot voorlopig verblijf
2.Algemeen wet bestuursrecht