Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2025 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
de minister van Asiel en Migratie,
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
Eiser voert verder, onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 20 november 2024 [1] , aan dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 15, onderdeel b, van de Kwalificatierichtlijn [2] en artikel 4 van het EU Handvest. Eiser betoogt dat gelet op de risicofactoren zoals genoemd in die uitspraak, hij een reëel risico loopt, omdat de reden van vertrek een landconflict is met de Taliban waarbij hij met de dood is bedreigd, er sprake is van een vete/persoonlijk conflict met de Taliban en hij Hazara en sjiiet is. Beiden zouden als risicoprofiel moeten worden aangemerkt.
Nog voor de vraag of van eiser verwacht kan worden dat hij afziet van het opeisen van de landbouwgrond, hetgeen eiser overigens betwist, moet de minister in zijn beoordeling betrekken dat hij naar deze landbouwgrond moet terugkeren. Immers, zo stelt eiser terecht, de minister moet beoordelen of eiser een gevaar loopt als hij terugkeert naar zijn land van herkomst, en meer in het bijzonder de plek waar hij voor zijn vertrek heeft verbleven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister onvoldoende in de besluitvorming betrokken dat eiser afkomstig is uit Kunduz en in beginsel dus ook zal terugkeren naar die provincie en meer in het bijzonder naar zijn geboorteplaats en de landbouwgrond die daarbij hoort. Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister ten onrechte geen betekenis heeft gehecht aan het feit dat eiser tot de Hazara-bevolkingsgroep behoort. Weliswaar stelt de minister terecht dat uit de door eiser overgelegde informatie niet blijkt dat het enkele feit dat eiser behoort tot de Hazara-bevolkingsgroep voldoende is om aan te nemen dat eiser te vrezen heeft voor de Taliban, maar dit betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat hieraan geen betekenis toekomt. Uit de door eiser overgelegde brieven van Vluchtelingenwerk Nederland van 2 januari en 6 februari 2025 blijkt dat Hazara veelal het slachtoffer worden van landonteigening door de Taliban. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister deze omstandigheden ten onrechte niet in onderlinge samenhang beoordeeld. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister bij het beoordelen van het terugkeerrisico niet de aangedragen individuele omstandigheden in onderlinge samenhang heeft zien. De minister heeft daarom het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ondeugdelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.