ECLI:NL:RBDHA:2025:5919
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv-aanvraag in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.W.C. van Geet, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, ingediend op 20 februari 2024. De minister heeft op 3 februari 2025 alsnog op de aanvraag beslist en deze ingewilligd. Eiseres heeft de rechtbank laten weten bereid te zijn het beroep in te trekken, mits de minister de proceskosten en het betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank heeft echter geen reactie van de minister ontvangen en gaat er daarom vanuit dat het beroep niet is ingetrokken.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat, nu de aanvraag is ingewilligd, eiseres geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar mvv-aanvraag. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had haar beroep op 20 december 2024 ingesteld, en de termijn voor de minister om te beslissen was toen al verstreken. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld.
Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld, omdat het beroep tegen het niet tijdig beslissen terecht was ingesteld. De proceskosten zijn vastgesteld op € 453,50, en de minister moet ook het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 vergoeden. De uitspraak is gedaan op 9 april 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.