ECLI:NL:RBDHA:2025:5934
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep inzake asielaanvraag en tijdige besluitvorming door de minister van Asiel en Migratie
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 9 maart 2024. De minister heeft, ondanks een verzoek van de rechtbank, geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. De minister is verplicht om binnen zes maanden na ontvangst van de asielaanvraag een besluit te nemen, zoals vastgelegd in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De termijn kan onder bepaalde omstandigheden worden verlengd, zoals wanneer er onderzoek plaatsvindt in het kader van de Dublinverordening.
In het geval van eiser heeft de minister onderzoek verricht naar de toepassing van de Dublinverordening, maar de rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiser prematuur was, omdat de beslistermijn van zes maanden nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, en is openbaar gemaakt op 9 april 2025.