ECLI:NL:RBDHA:2025:5944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
11211820 MB VERZ 24-21400
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie inzake proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een administratief beroep dat was ingesteld door de gemachtigde van betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie. De officier van justitie had het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de opsporingsinstantie de beschikking had ingetrokken. De gemachtigde stelde dat de betrokkene pas na het instellen van beroep op de hoogte was gesteld van de intrekking van de boete. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten toe te lichten. De gemachtigde was vertegenwoordigd door A. de Jong, terwijl de officier van justitie werd vertegenwoordigd door een zittingsvertegenwoordiger. De kantonrechter heeft overwogen dat er geen bewijs was dat de betrokkene voor het instellen van het beroep op de hoogte was van de intrekking van de boete. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie vernietigd. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 368,85. De kantonrechter heeft daarbij de wegingsfactoren voor de proceskostenvergoeding gedifferentieerd en verwezen naar eerdere jurisprudentie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer team straf: 11211820 MB VERZ 24-21400
Uitspraakdatum : 19 maart 2025
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
wonende dan wel gevestigd te: [postcode] [woonplaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: mr. B. de Jong (Skandara)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd. De gemachtigde heeft namens betrokkene daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep kennelijk niet ontvankelijk verklaard omdat de opsporingsinstantie de beschikking heeft ingetrokken en het verzoek van de gemachtigde tot vergoeding van de proceskosten afgewezen. Tegen de beslissing tot het afwijzen van proceskostenvergoeding is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om op de zitting van 19 maart 2025 de standpunten nader toe te lichten. Namens gemachtigde is A. de Jong ter zitting verschenen. Namens de officier van justitie is een zittingsvertegenwoordiger verschenen.

Overwegingen

In deze zaak is alleen nog in geschil of de officier van justitie terecht heeft afgezien van het toekennen van een proceskostenvergoeding.
Blijkens de beslissing van 3 april 2024 heeft de officier van justitie het verzoek om een vergoeding van de proceskosten afgewezen.
Op grond van artikel 13a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) is de kantonrechter bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarbij zijn de artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28, tweede, vierde en vijfde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van overeenkomstige toepassing.
De gemachtigde heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat er ten onrechte is afgezien van het toekennen van een proceskostenvergoeding omdat pas ná het instellen van beroep aan betrokkene kenbaar werd gemaakt dat de opsporingsinstantie de beschikking heeft ingetrokken.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat de boete op 18 maart 2024 al is ingetrokken door de opsporingsinstantie. Dat was dus vóór het beroep. Er zat 10 dagen tussen het intrekken van de boete (dat gaat via het CJIB) en het instellen van het administratief beroep (28 maart 2024). Voorts verklaart de vertegenwoordiger dat lastig te achterhalen is wanneer dit precies is medegedeeld aan de betrokkene.
De kantonrechter overweegt dat nergens uit blijkt dat voor betrokkene al voor het instellen van administratief beroep kenbaar is geweest dat de boete werd ingetrokken. De eerste brief hierover aan betrokkene in het dossier dateert van 11 april 2024. Het beroep bij de kantonrechter is daarom gegrond. De kantonrechter zal de beslissing van de officier van justitie op het verzoek tot vergoeding van de proceskosten vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Proceskosten
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
  • administratief beroepschrift: 1 punt t.w.v. € 647,00;
  • beroepschrift kantonrechter: 1 punt t.w.v. € 907,00;
  • zitting kantonrechter: 1 punt t.w.v. € 907,00.
De kantonrechter past ten aanzien van de wegingsfactor een differentiatie toe (ECLI:NL:GHAMS:2013:4500). De kantonrechter kent een wegingsfactor 0,5 toe voor het indienen van het beroepschrift bij de officier van justitie en een wegingsfactor van 0,25 voor de indiening van het beroepschrift bij de kantonrechter.
Anders dan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ziet de kantonrechter geen aanleiding om artikel 13a, tweede lid, van de Wahv vanwege (mogelijke) schending van het in verdragen neergelegde discriminatieverbod buiten toepassing te laten. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een redelijke en objectieve rechtvaardiging – en daarmee van een legitiem doel – om de hoogte van de proceskostenvergoeding in Wahv-zaken te verlagen ten opzichte van andere bestuursrechtelijke zaken (niet zijnde zaken op grond van de Wet WOZ en de Wet bpm). De kantonrechter verwijst hierbij naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 januari 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:1658). De kantonrechter zal daarom het bedrag over de kantonfase vermenigvuldigen met een extra factor van 0,1.
Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van (1 x 647 x 0,5) + (2 x 907 x 0,25 x 0,1)= (323,50 + 45,35) = € 368,85.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing van de officier van justitie van 3 april 2024;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 368,85.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Verbeek, kantonrechter, bijgestaan door
D.C. Carsten, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.