In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 april 2025, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 5 juni 2024 voor een machtiging voor voorlopig verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de wettelijke beslistermijn van 90 dagen had overschreden, en dat de termijn met drie maanden was verlengd zonder dat er een beslissing was genomen. Eiseres had de minister verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek werd genegeerd. De rechtbank heeft besloten dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er 42 dagen waren verstreken sinds de minister een dwangsom verschuldigd was. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 453,50, die de minister moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.