In deze zaak heeft verzoeker op 19 november 2024 een opvolgend beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 16 oktober 2022. De minister van Asiel en Migratie heeft op 12 februari 2025 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de minister niet tijdig op de aanvraag van verzoeker beslist en heeft de aanvraag hangende het beroep tegen het niet tijdig beslissen ingewilligd, waardoor de minister geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 9 april 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.