ECLI:NL:RBDHA:2025:598
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdig betalen van griffierecht in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 januari 2025, wordt het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) behandeld. De aanvraag was ingediend op 25 januari 2024 en betreft verblijf als familie- of gezinslid bij een referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, waarop partijen hebben ingestemd. Het onderzoek is gesloten zonder inhoudelijke behandeling van het beroep.
De rechtbank wijst op de verplichting voor eisers om griffierecht te betalen, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval bedraagt het griffierecht € 187,-. De rechtbank stelt vast dat eisers het griffierecht niet op tijd hebben betaald en geen geldige reden hebben opgegeven voor dit verzuim. De griffier heeft eisers op 12 november 2024 geïnformeerd over de betalingsverplichting en hen de gelegenheid gegeven om te reageren. Ondanks deze waarschuwingen hebben eisers het griffierecht niet tijdig voldaan.
Als gevolg van het niet tijdig betalen van het griffierecht, concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op 20 januari 2025, en eisers hebben de mogelijkheid om binnen vier weken een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.