ECLI:NL:RBDHA:2025:5980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
NL25.7233
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing van verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de verzoeker, die een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend, beroep ingesteld tegen de afwijzing van deze aanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft op 10 februari 2025 het verzoek van de verzoeker afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierop heeft de verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 4 april 2025, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zich afmeldden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet meer nodig is, aangezien er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan op het beroep (zaaknummer NL25.7232). De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7233

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Procesverloop

1. Verzoeker heeft een opvolgende aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft met het bestreden besluit van 10 februari 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de behandeling van het beroep [1] , op 4 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Verzoeker en zijn gemachtigde hebben zich voor de zitting afgemeld. Het onderzoek ter zitting is gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.7232, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.NL25.7232.