ECLI:NL:RBDHA:2025:5996

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
NL25.16642
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in het kader van vrijheidsontnemende maatregel en uitzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd heeft gekregen, heeft op 9 april 2025 beroep ingesteld tegen deze maatregel. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij het beroep in Nederland kan afwachten. De minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze zaak, had op 3 april 2025 de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd en op 7 april 2025 meegedeeld dat verzoeker op 9 april 2025 om 18:00 uur naar Senegal zou worden uitgezet.

De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld zonder zitting, op basis van de ingediende stukken. Volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker geen belang heeft bij het afwachten van de behandeling van het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel, omdat de rechtmatigheid van die maatregel niet betekent dat de minister niet bevoegd is om verzoeker uit te zetten.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16642

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [V-nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Jankie),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Procesverloop

Bij besluit van 3 april 2025 is verzoeker met toepassing van artikel 6, eerste en tweede lid, juncto zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Op 7 april 2025 heeft verweerder aan verzoeker meegedeeld dat hij voornemens is om hem op 9 april 2025 om 18:00 uur uit te zetten naar Senegal.
Verzoeker heeft op 9 april 2025 tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld. Bovendien heeft verzoeker op 9 april 2025, om 16:47 uur, de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat verzoeker het beroep tegen de aan hem opgelegde maatregel in Nederland mag afwachten.
Verweerder heeft mondeling zijn standpunt naar voren gebracht.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan, als tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Op grond van 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. Verzoeker heeft verzocht om toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, omdat hij het beroep tegen de maatregel in Nederland wil afwachten.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
4. In de procedure over de vrijheidsontnemende maatregel wordt de rechtmatigheid van die maatregel getoetst. Ook als de rechtbank oordeelt dat aan verzoeker ten onrechte een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd, betekent dat niet dat verweerder niet bevoegd was om verzoeker uit te zetten. Gelet daarop heeft verzoeker geen belang bij het afwachten van een behandeling van het beroep gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel.
5. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 9 april 2025 door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch doorgegeven aan de gemachtigde van verweerder op 9 april 2025 om 17:41 uur en aan de gemachtigde van verzoeker op 9 april 2025 om 17:42 uur.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.