Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[naam 2] [woonplaats],
[naam 3]te [woonplaats],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen vennoten van een vennootschap onder firma (vof). Eiser, aangeduid als [naam 1], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [naam 2] en [naam 3], die de onderneming van de vof voortzetten na zijn uittreden. De rechtbank heeft op 9 april 2025 een eindvonnis gewezen na een deskundigenbericht dat de economische waarde van de onderneming vaststelde. De rechtbank oordeelde dat [naam 1] recht heeft op een waardevergoeding van zijn aandeel in de onderneming, vastgesteld op € 1.189.000, en dat de gedaagden verbeurde dwangsommen van € 10.000 aan [naam 1] moeten betalen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagden de onderneming van de vof per 31 augustus 2018 voortzetten en dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.