ECLI:NL:RBDHA:2025:6025
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. J.A.A. Willems, heeft deze aanvraag met een besluit van 21 januari 2025 buiten behandeling gesteld. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 maart 2025 behandeld, samen met de behandeling van het beroep in een andere zaak (NL25.3920).
De voorzieningenrechter heeft op 7 april 2025 uitspraak gedaan. In de uitspraak van diezelfde dag in de zaak NL25.3920 is het beroep van de verzoeker behandeld, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, in aanwezigheid van griffier mr. B.J. van Rossum, en is openbaar gemaakt op 7 april 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.