ECLI:NL:RBDHA:2025:6033
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere uitspraak
Op 10 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.R. van de Water, had eerder een asielaanvraag ingediend die door de minister van Asiel en Migratie op 3 maart 2025 buiten behandeling was gesteld. Tegen dit besluit heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
In de beoordeling heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er op dezelfde dag, 10 april 2025, een uitspraak is gedaan in een andere zaak met zaaknummer NL25.11149, waarin het beroep van verzoekster is behandeld. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.