ECLI:NL:RBDHA:2025:6054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
NL25.65
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsdocument EU/EER

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd op 11 april 2025, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER, ingediend op 28 mei 2024. De rechtbank oordeelt dat de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen, maar deze termijn is verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd, waarna eiser beroep heeft ingesteld.

Op 28 februari 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te bepalen dat de minister opnieuw een besluit moet nemen, aangezien er inmiddels een besluit is genomen. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit wordt als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast is het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond, omdat eiser geen gronden heeft ingediend die betrekking hebben op dit besluit.

De rechtbank oordeelt verder dat de minister de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 194,- aan eiser moet terugbetalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat informatie over de mogelijkheid tot het indienen van een verzetschrift indien eiser het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.65

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER van 28 mei 2024. Dit beroep heeft van rechtswege ook betrekking op het alsnog genomen besluit.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk?
2. De minister moet in dit geval uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken. [2] Eiser heeft de minister, na het verstrijken van deze termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dat heeft de minister niet gedaan en eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. [3]
3. Op 28 februari 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen. Omdat door de minister inmiddels een besluit is genomen, is er voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag dient te nemen. [4]
4. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk.
Is het beroep tegen het alsnog genomen besluit gegrond?
5. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. [5] Eiser heeft geen gronden ingediend die zien op het alsnog genomen besluit. Dit betekent dat het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit kennelijk ongegrond is.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De minister heeft op 28 februari 2025 beslist over de bestuurlijke dwangsom en toegezegd deze te betalen. Voor de rechtbank bestaat derhalve geen aanleiding meer daarover uitspraak te doen. Daarnaast bestaat er geen aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen, omdat de minister inmiddels is tegemoet gekomen aan het verzoek van eiser door alsnog te beslissen op zijn aanvraag.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond.
8. Omdat de minister na het indienen van het beroep alsnog een besluit heeft genomen, is het beroep terecht ingediend, en moet de minister de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. De te vergoeden proceskosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [6] De minister moet ook het betaalde griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
4.Artikel 8:55d van de Awb.
5.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
6.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.