ECLI:NL:RBDHA:2025:606

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
NL24.46868
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens termijnoverschrijding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 18 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, en de gemachtigde van de minister aanwezig was.

De rechtbank heeft voorafgaand aan de zitting partijen geïnformeerd dat de ontvankelijkheid van het beroep, gezien het tijdstip van indienen, als eerste aan de orde zou komen. Eiser heeft erkend dat zijn beroep te laat is ingediend, maar stelt dat er redenen zijn voor deze termijnoverschrijding. Hij heeft documenten ingediend waaruit blijkt dat hij, na het beëindigen van de rechtsbijstand door zijn advocaat, moeite heeft gehad om een nieuwe advocaat te vinden. Eiser heeft ook psychische problemen, wat volgens hem zijn situatie bemoeilijkt.

De rechtbank concludeert echter dat de redenen die eiser heeft aangevoerd niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding kunnen leiden. Eiser was al geruime tijd op de hoogte dat hij een advocaat diende te zoeken en heeft onvoldoende inspanningen geleverd om dit te realiseren. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is en komt daarom niet toe aan de inhoudelijke behandeling van de zaak. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46868

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 18 november 2024 niet in behandeling genomen omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] op 17 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Voorafgaand aan de zitting heeft de rechtbank partijen bericht dat op de zitting als eerste de ontvankelijkheid van eisers beroep, gelet op het tijdstip van indienen, aan de orde wordt gesteld.
3. Eiser heeft voorafgaand aan de zitting gereageerd. Eiser bevestigt dat het beroep te laat is ingediend, maar hij stelt dat hij redenen heeft (verschoonbaarheid) voor deze termijnoverschrijding. Eiser heeft een drietal stukken (artikel, mailwisseling, notities Vluchtelingenwerk Nederland (VWN)) ingebracht en stelt daartoe kort gezegd dat hij - niet zijnde een professional - nadat zijn advocaat hem had laten weten hem niet langer bij te staan, zijn uiterste best heeft gedaan iemand te vinden om voor hem het beroep in te dienen. De termijn daarvoor was kort. Eiser kampt zelf met psychische problemen. Tot slot wijst eiser op een artikel dat gaat over de wijziging van de strenge koers bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van de overschrijding van de bezwaar- en beroepstermijn.
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het beroep te laat is ingediend. Dit leidt dan tot een niet-ontvankelijk beroep waarbij de rechtbank niet toekomt aan de behandeling van de inhoud, tenzij redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat eiser in verzuim is geweest. De rechtbank moet daarom beoordelen of de redenen die eiser heeft genoemd geldig zijn.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de redenen die eiser heeft genoemd niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding kunnen leiden. Uit de door eiser ingebrachte mailwisseling met (het kantoor) van zijn voormalige advocaat is af te leiden dat eiser vanaf de bespreking van het voornemen (met dagtekening 30 oktober 2024) al wist dat deze advocaat geen beroep namens hem zou instellen. Uit de notities van VWN is op te maken dat eiser (op 4 november 2024, aldus voorafgaand aan het bestreden besluit) hen om hulp heeft gevraagd bij het zoeken naar een advocaat en dat ze hem medegedeeld hebben hem niet te kunnen helpen. In de notities is ook te lezen dat ze de verwachting hebben uitgesproken (12 november 2024) dat een andere advocaat eisers zaak - gelet op de inhoud - niet snel zou oppakken. Daarbij wordt vermeld dat dit wellicht anders is als eisers medische conditie erbij betrokken wordt, maar dat er momenteel niet veel aan de hand is, behalve dat hij niet naar Portugal wil. De rechtbank stelt vast dat van de inspanningen die eiser stelt te hebben ondernomen, behalve de hulpvraag aan VWN, geen onderbouwing is gegeven. In de mail van 21 november 2024 van eiser aan zijn voormalige advocaat stelt eiser dat hij hulp heeft gevraagd aan VWN en ‘many organizations’, maar dat het hem ook zelf niet gelukt is een advocaat te krijgen. Eiser vraagt verder niet meer om hulp bij zijn beroep. Wel heeft hij nog een vraag over de termijn waarna Nederland verantwoordelijk wordt voor zijn aanvraag nadat de overdracht aan Portugal niet tijdig zou hebben plaatsgevonden. In het antwoord van zijn voormalige advocaat zijn linkjes opgenomen naar webadressen om te zoeken naar (asiel)advocaten. Weliswaar is de termijn om beroep in te stellen kort, maar eiser was al geruime tijd op de hoogte dat hij een advocaat diende te zoeken om zijn zaak in beroep te bepleiten. En van grotere inspanning, in ieder geval vanaf 21 november 2024, en de onmogelijkheid om een advocaat te vinden is verder niet gebleken. Eiser heeft immers ook iemand gevonden. De rechtbank ziet ook in het ingebrachte artikel geen aanleiding voor verschoonbaarheid om reden dat de gestelde psychische problemen van eiser rond de datum van het bestreden besluit lijken mee te vallen (informatie VWN) maar ook anderszins niet is onderbouwd dat deze omstandigheden eiser hebben belet om adequaat te handelen in de periode dat hij beroep kon laten indienen.
4.2
Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan de inhoudelijke behandeling van eisers beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL24.46869