ECLI:NL:RBDHA:2025:6060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
NL24.48519
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door te vroege indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiseres had een asielaanvraag ingediend op 21 augustus 2023, maar stelde dat de minister niet tijdig had beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een ingebrekestelling heeft verzonden op 20 november 2024, welke door de minister op 21 november 2024 is ontvangen. Volgens de wet kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit pas worden ingediend nadat twee weken zijn verstreken na ontvangst van de ingebrekestelling. Eiseres heeft echter haar beroep ingediend op 5 december 2024, wat betekent dat dit beroep prematuur is, aangezien de termijn voor indiening pas op 6 december 2024 begon.

De rechtbank wijst erop dat de minister op 11 december 2024 een Besluit- en Vertrekmoratorium heeft ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië, waardoor de beslistermijn voor asielaanvragen is verlengd tot maximaal 21 maanden. Dit betekent dat eiseres pas na 22 mei 2025 de minister in gebreke kan stellen, tenzij het moratorium eerder eindigt. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48519

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Suurmeijer),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 21 augustus 2023.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. Het niet tijdig nemen van een besluit wordt gelijkgesteld met het nemen van een besluit. Hierdoor zijn de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep ook op het niet tijdig nemen van een besluit van toepassing. [2]
3. Een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres bij brief van 20 november 2024, door de minister ontvangen op 21 november 2024, aan de minister heeft laten weten dat zij in gebreke is tijdig een beslissing te nemen op de aanvraag (de ingebrekestelling). Zoals onder 4. overwogen, kon eiseres twee weken na de ingebrekestelling het beroep indienen. De termijn van twee weken na de ingebrekestelling vangt aan één dag na ontvangst van de ingebrekestelling. [4] Dit betekent dat eiseres vanaf 6 december 2024 het beroep kon indienen. Eiseres heeft het beroep ingediend op 5 december 2024. Dit betekent dat het beroep te vroeg en dus prematuur is ingediend, en daarom niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.
5. Verder merkt de rechtbank op dat de minister met het besluit van 11 december 2024, in werking getreden op 14 december 2024, een Besluit- en Vertrekmoratorium [5] (BVM) heeft ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië. Met het BVM voor vreemdelingen uit Syrië heeft de minister de beslistermijn voor lopende asielaanvragen verlengd tot ten hoogste 21 maanden. Dit betekent dat eiseres na het verstrijken van 21 maanden na de aanvraag, dus op 22 mei 2025, de minister in gebreke kan stellen. Dat is anders wanneer het BVM eerder eindigt dan 22 mei 2025. In dat geval kan eiseres de minister na het eindigen van het BVM in gebreke stellen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars,, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 4:17, derde lid, van de Awb en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5.Besluit van 11 december 2024 tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Syrië (