ECLI:NL:RBDHA:2025:6060
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door te vroege indiening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiseres had een asielaanvraag ingediend op 21 augustus 2023, maar stelde dat de minister niet tijdig had beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een ingebrekestelling heeft verzonden op 20 november 2024, welke door de minister op 21 november 2024 is ontvangen. Volgens de wet kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit pas worden ingediend nadat twee weken zijn verstreken na ontvangst van de ingebrekestelling. Eiseres heeft echter haar beroep ingediend op 5 december 2024, wat betekent dat dit beroep prematuur is, aangezien de termijn voor indiening pas op 6 december 2024 begon.
De rechtbank wijst erop dat de minister op 11 december 2024 een Besluit- en Vertrekmoratorium heeft ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië, waardoor de beslistermijn voor asielaanvragen is verlengd tot maximaal 21 maanden. Dit betekent dat eiseres pas na 22 mei 2025 de minister in gebreke kan stellen, tenzij het moratorium eerder eindigt. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.