ECLI:NL:RBDHA:2025:6062
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Bewaring op grond van artikel 59 Vw 2000 en risico's bij terugkeer naar Polen
Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. G.P. Dayala en mr. F.S. Schoot. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 29 maart 2025, waarbij de minister hem op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring had gesteld. Tijdens de zitting op 8 april 2025, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunten toegelicht, waarbij hij onder andere aanvoerde dat hij bij een gedwongen uitzetting in Polen gevaar loopt voor zijn leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist en dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser betoogde verder dat de minister een lichter middel had moeten opleggen, zoals een meldplicht, en dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische gezondheid. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende gemotiveerd was in zijn standpunt dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.