In deze zaak heeft eiser op 10 april 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 10 juli 2024 afgewezen. Eiser heeft hierop op 30 juli 2024 bezwaar aangetekend. Vervolgens heeft eiser de minister op 12 februari 2025 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar en op 5 maart 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld en heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, en in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn geven. Gezien de grote achterstanden bij de minister heeft de rechtbank bepaald dat de minister binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak een besluit moet nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.