ECLI:NL:RBDHA:2025:6067

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
NL25.8763
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 21 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld.

De rechtbank onderzoekt of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De minister heeft op 2 april 2025 meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Op 9 april 2025 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven geen contact meer met eiser te hebben en niet te weten waar hij verblijft. De rechtbank concludeert dat, volgens vaste rechtspraak, als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de minister te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland.

Gezien de omstandigheden en de informatie van de gemachtigde van eiser, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8763

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 21 februari 2025 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL25.8764. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser procesbelang?
2. De rechtbank beantwoordt eerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De minister heeft op 2 april 2025 meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Op 9 april 2025 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld geen contact meer met eiser te hebben en niet te weten waar eiser verblijft.
2.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. [2] Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact heeft met zijn gemachtigde en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit houdt in dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
2.2.
Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en gezien de informatie van de gemachtigde van eiser, neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.