ECLI:NL:RBDHA:2025:608
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In de zaak tussen een verzoeker met een V-nummer en de Minister van Asiel en Migratie, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2025 uitspraak gedaan. De minister had op 18 november 2024 besloten om de aanvraag van de verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, omdat Portugal verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 17 januari 2025 in Groningen, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Tijdens de zitting is het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, samen met het beroep dat onder zaaknummer NL24.46868 liep.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak die op dezelfde dag is gedaan in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.