ECLI:NL:RBDHA:2025:6152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
24/8568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de woningsluiting op grond van de Opiumwet en de evenwichtigheid van de maatregel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de sluiting van haar woning voor de duur van drie maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen een sluiting van zes maanden, maar verweerder heeft de sluitingsduur teruggebracht na een bestuurlijke rapportage van de politie waarin een handelshoeveelheid drugs en gerelateerde goederen werd aangetroffen. De rechtbank heeft op 18 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de burgemeester van Hillegom en de derde-partij aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de feiten en omstandigheden uit de rapportage van de politie voldoende zijn om de noodzakelijkheid van de sluiting te dragen. Eiseres betwist de evenredigheid van de maatregel en stelt dat zij niet op de hoogte was van de drugshandel vanuit haar woning. De rechtbank concludeert echter dat de sluiting gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de overtredingen en de betrokkenheid van eiseres bij de drugshandel. De rechtbank weegt de kwetsbaarheid van eiseres mee, maar oordeelt dat de sluiting niet onevenwichtig is, gezien de aangetroffen feiten en de mogelijkheid van alternatieve maatregelen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/8568

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. N. Claassen),
en

de burgemeester van Hillegom, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M. van de Laar).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Woonstichting Stek,uit Lisse (derde-partij)
(gemachtigde: mr. P.J. Remmelts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de sluiting van haar woning voor de duur van drie maanden.
1.1.
Eiseres heeft tegen de oorspronkelijke sluiting voor de duur van zes maanden bezwaar ingediend en de rechtbank ook gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 13 juni 2024 afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 24 september 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij sluiting van de woning gebleven, maar is de duur teruggebracht naar drie maanden.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder, [naam 1], de gemachtigde van derde-partij en [naam 2].

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoekster woonde samen met [naam 3] in de woning. Zij huren deze woning van Stek. Op 1 februari 2024 heeft de politie een doorzoeking gedaan in de woning. De doorzoeking vond plaats naar aanleiding van een opsporingsonderzoek naar de handel in verdovende middelen. Bij de doorzoeking heeft de politie een handelshoeveelheid hard- en softdrugs aangetroffen, evenals goederen die te relateren zijn aan de handel in verdovende middelen, zoals (een groot bedrag aan) contant geld, wapens, weegschalen, verpakkingsmateriaal, vermalers voor hennep en versnijdingsmiddel. Verder heeft de politie agenda’s aangetroffen met notities over afnemers en bedragen. De politie heeft van de bevindingen in de woning een bestuurlijke rapportage opgemaakt. Daarin heeft de politie ook opgenomen dat zij meldingen via Meld Misdaad Anoniem heeft ontvangen over aanloop van afnemers van verdovende middelen en dat zij enkele observaties heeft gedaan van de overgifte aan de voordeur en rond de woning. Verweerder heeft naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage besloten om de woning met ingang van 16 mei 2024 te sluiten voor de duur van zes maanden. In bezwaar heeft verweerder de sluitingsduur teruggebracht tot een standaardsluiting van drie maanden vanwege kwetsbaarheid van eiseres en de problemen die zij heeft met de derde-partij.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Er is geen noodzaak voor de woningsluiting. De (ex)partner van eiseres wordt strafrechtelijk vervolgd en er is een contactverbod opgelegd. De kans op herhaling is daarmee verdwenen, wat wordt bevestigd door de reclassering. Daarnaast is er bij eiseres nooit geklaagd over overlast door de handel in drugs.
3.1.
Een last onder dwangsom aan de (ex)-partner van eiseres dat hij geen drugs meer mag dealen zou een veel passender middel zijn. Door de woningsluiting wordt eiseres zwaar getroffen en blijft de (ex)-partner buiten schot. Eiseres wist niet van de handel in drugs vanuit haar woning. De aangetroffen zaken lagen niet in het zicht. Daarmee ontbreekt de verwijtbaarheid.
3.2.
De woningsluiting is ook geen evenredige maatregel. Eiseres heeft namelijk een zeer beperkte financiële draagkracht en een zeer belast verleden. Zij heeft 26 jaar in de woning gewoond, is analfabeet en een kwetsbaar persoon. Zij kan nergens anders terecht.
Verder zorgt eiseres doordeweeks dagelijks voor haar kleinzoon, die een beperking heeft. Als zijn ouders niet langer kunnen voldoen aan hun schuldregeling, dan zal een al gewezen ontruimingsvonnis worden uitgevoerd. Hierdoor is het nog meer van belang dat de kleinzoon bij eiseres terecht kan. Eiseres krijgt weliswaar hulp van Voorieder1 maar dat is beperkt tot advies over voorzieningen en activiteiten. Een garantie voor een veilige en stabiele woonomgeving voor de kleinzoon van eiseres is dat nog niet. Verweerder heeft de situatie van de kleinzoon onvoldoende zorgvuldig meegewogen.
3.3.
Tot slot is van belang dat de huurovereenkomst met de derde-partij buitengerechtelijk is ontbonden. Ook de ontruiming van de woning is door de kantonrechter toegewezen. Die procedure loopt nog in hoger beroep. Eiseres ziet zich bovendien geconfronteerd met een plaatsing op de zwarte lijst.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder bevoegd is de woning te sluiten. Eiseres betwist wel dat de sluiting evenredig is. Daartoe voert zij aan dat het niet noodzakelijk is om de woning te sluiten ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.
4.1.
Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of verweerder met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden uit de rapportage van de politie hiermee overeenstemmen en daarom voldoende zijn om de noodzakelijkheid van de sluiting te dragen. Verweerder heeft het voor het behalen van zijn doelen onvoldoende mogen achten dat de (ex)-partner van eiseres niet meer in de woning woont. Ook een waarschuwing heeft verweerder een onvoldoende maatregel mogen achten omdat met eiseres in 2019 al eens een waarschuwingsgesprek is gevoerd door de wijkagent. Dat omwonenden zich niet rechtstreeks tot eiseres hebben gewend met meldingen over overlast maar dat gedaan hebben via verschillende meldpunten doet er niet af aan dat omwonenden deze overlast ervoeren.
5. De rechtbank ziet zich verder voor de vraag gesteld of sluiting van de woning evenwichtig is. Verweerder moet bij het nemen van een besluit tot sluiting van een pand nagaan of de sluiting evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat verweerder een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
5.1.
De rechtbank constateert dat verweerder de kwetsbaarheid van eiseres heeft betrokken bij de weging van de belangen. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid meer gewicht heeft mogen toekennen aan de in de woning aangetroffen feiten. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt kunnen stellen dat het niet aannemelijk is dat eiseres niet op de hoogte was van de drugshandel. Het betoog van eiseres, zoals herhaald ter zitting, dat de drugs verstopt waren en zij er niets van wist, heeft verweerder onaannemelijk mogen achten. Daarvoor is van belang dat de drugs en attributen in meerdere ruimtes van de woning zijn gevonden. Ook uit het door eiseres overgelegde reclasseringsadvies van 19 april 2024 lijkt te volgen dat eiseres op de hoogte was van de handel in drugs door haar (ex)-partner.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook de omstandigheid dat zij voor haar kleinzoon zorgt niet redengevend hoeven achten om af te zien van de woningsluiting. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij alleen in de woning voor haar kleinkind kan zorgen. Dit zou ook in de woning van haar kleinzoon kunnen. Het ontruimingsvonnis uit 2022 is immers opgeschort zo lang de ouders van het kleinkind aan de schuldregeling voldoen.
5.3.
Verder is bekend geworden dat de derde-partij inmiddels de huurovereenkomst heeft ontbonden. Ter zitting is duidelijk geworden dat de derde-partij dit buitengerechtelijk heeft gedaan onder verwijzing naar het besluit tot sluiting van verweerder. Daarbij heeft de derde-partij echter uitgelegd dat als een buitengerechtelijke ontbinding niet mogelijk was geweest, er dan voor gekozen zou worden om de huurovereenkomst te ontbinden vanwege het verwijtbare gedrag van eiseres door niet in te grijpen bij de drugshandel. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de ontbinding van de huurovereenkomst dan ook niet een gevolg is dat voortvloeit uit het bestreden besluit en daarmee niet gewogen hoefde te worden bij de evenwichtigheid. De derde-partij heeft verder op de zitting onweersproken gesteld dat zij geen zwarte lijst hanteert. Ook een verhuurdersverklaring zal niet onmogelijk zijn, aangezien deze ook onder voorwaarden afgegeven kan worden.
5.4.
De rechtbank acht in het kader van de evenwichtigheid van de sluiting verder van belang dat onweersproken is dat verweerder via meerdere loketten hulp aan eiseres geboden heeft en daartoe voor de toekomst ook bereid is als dat door eiseres gewenst is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.