ECLI:NL:RBDHA:2025:621
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijke ongegrondheid en ongeloofwaardige identiteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, diende op 18 mei 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 13 november 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft op 10 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de identiteit van eiser ongeloofwaardig werd geacht. Eiser had geen identiteitsdocumenten overgelegd en zijn verklaringen over zijn problemen met een bende in Algerije werden als inconsistent en niet geloofwaardig beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende zorgvuldigheid in de procedure heeft betracht, ondanks de bezwaren van eiser over de tijdsdruk om op het dossier te reageren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af.