ECLI:NL:RBDHA:2025:6226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL25.12110
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een Iraanse nationaliteit, had op 19 augustus 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar haar aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor haar aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk.

Eiseres heeft aangevoerd dat Nederland verantwoordelijk is voor haar asielaanvraag, omdat zij na het verstrijken van haar visum buiten de EU heeft verbleven. De rechtbank had eerder, op 27 januari 2025, geoordeeld dat het uitreisstempel in haar paspoort een indicatie kan zijn van vertrek uit de EU en dat er nader onderzoek moest worden verricht. Echter, het onderzoek dat de verweerder heeft uitgevoerd, werd door de rechtbank als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet adequaat had voldaan aan de opdracht om het uitreisstempel en de gestelde uitreis te verifiëren.

De rechtbank concludeert dat er sterke aanwijzingen zijn dat eiseres na haar verblijf in Frankrijk in Iran heeft verbleven, op basis van de overgelegde documenten. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit van 13 maart 2025 en draagt de verweerder op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814 toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12110

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 13 maart 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam] als tolk en de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond
2. Eiseres verklaart dat zij is geboren op [datum] 1993 en de Iraanse nationaliteit heeft. Zij heeft op 19 augustus 2024 asiel aangevraagd in Nederland.
3. Bij besluit van 13 december 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in EU-Vis is gebleken dat eiseres door de buitenlandse vertegenwoordiging van Frankrijk in het bezit is gesteld van een visum, dat geldig was van 25 december 2023 tot 25 februari 2024. Op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening [1] heeft Nederland aan Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Op 18 oktober 2024 hebben de Franse autoriteiten het verzoek aanvaard.
4. Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. In dat beroep heeft eiseres onder meer aangevoerd dat Nederland verantwoordelijk is voor haar asielaanvraag, omdat zij na het verstrijken van de visumduur buiten de Europese Unie heeft verbleven. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een kopie van enkele pagina’s van haar paspoort met in- en uitreisstempels, een tandartsverklaring, een röntgenfoto van haar gebit en een transactieoverzicht van haar Iraanse bankrekening overgelegd.
5. Bij uitspraak van 27 januari 2025 heeft deze rechtbank en zittingsplaats, dat beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft samengevat overwogen dat het uitreisstempel een indicatie kan zijn van vertrek uit de Europese Unie en dat dit gegeven, in combinatie met de door eiseres aanvullend overgelegde stukken, voldoende grond biedt om van verweerder te verlangen nader onderzoek te verrichten teneinde het uitreisstempel en de gestelde uitreis te verifiëren.
6. In het kopie van de pagina van het paspoort van eiseres staan twee stempels met daarop vermeld de datum van inreis 26 december 2023 en de datum van uitreis 2 januari 2024. Verweerder heeft nader onderzoek verricht naar deze in- en uitreisstempels door navraag te doen bij de Franse autoriteiten. In de memo die verweerder naar aanleiding van het onderzoek heeft opgesteld staat vermeld dat de Franse autoriteiten verweerder op het volgende hebben gewezen:
"Op beide stempels staat achter de datum het getal ‘20’. Dit getal is een zogenaamd controlegetal, en wijzigt iedere maand naar een nieuw, willekeurig, getal. Het is daarom per definitie niet mogelijk dat op beide stempels een ‘20’ staat na de datum, aangezien in- en uitreis in verschillende maanden hebben plaatsgevonden.Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het controlegetal in de maand december 2023 niet 20 was. Het inreisstempel is daarom met volledige zekerheid vals. Het uitreisstempel bevat geen zichtbare sporen van vervalsing, maar kan –omdat dit enkel in kopie is overgelegd – niet nader onderzocht worden."
7. Bij het besluit van 13 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres wederom niet in behandeling genomen. Verweerder overweegt opnieuw dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres vanwege het aan haar verstrekte visum dat op de datum van haar asielaanvraag in Nederland nog geen zes maanden is verlopen. Gelet op de informatie van de Franse autoriteiten kan niet zonder meer van de juistheid van de stempels in haar paspoort alsmede van haar verklaringen worden uitgegaan. Ook de door eiseres overgelegde stukken onderbouwen niet dat eiseres is teruggekeerd naar Iran, na gebruik te hebben gemaakt van het visum. Deze stukken zijn immers niet objectief verifieerbaar en niet te herleiden tot eiseres of haar gestelde verblijf in Iran na haar verblijf in Frankrijk.
8. Eiseres voert daartegen aan dat, hoewel de Franse autoriteiten stellen dat het inreisstempel van 26 december 2023 vals is, het uitreisstempel van 2 januari 2024 wel correct is. Verweerder had daadwerkelijk nader onderzoek moeten verrichten, door bijvoorbeeld de paspoorten van andere passagiers op dezelfde vlucht te controleren, nu het inreisstempel een mechanische stempel is dat handmatig op een andere datum en een andere code moet worden gezet. Verder wijst eiseres erop dat zij met de tandartsverklaring heeft aangetoond dat zij op 7 januari 2024 een behandeling heeft gekregen bij een tandarts in Iran. Uit de röntgenfoto volgt dat zij daar ook op 13 januari 2024 was. Ter zitting heeft de tolk bevestigd dat de gegevens van eiseres op de documenten staan. Ter zitting heeft eiseres tevens de overgelegde bankafschriften toegelicht; het identiteitsnummer dat daarop staat, komt overeen met haar identiteitsnummer dat is te vinden op de overgelegde geboorteakte. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting aanvullende documenten in het digitale dossier geüpload, te weten een onvertaald dokterscertificaat en foto’s, waarmee zij wil aantonen dat eiseres is teruggekeerd naar Iran.

Heeft verweerder voldoende onderzoek gedaan?

9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de opdracht zoals de rechtbank die in de uitspraak van 27 januari 2025 heeft geformuleerd. Hoewel verweerder nader onderzoek heeft verricht, is dit onderzoek niet volledig geweest. De rechtbank had verweerder opgedragen het uitreisstempel en de gestelde uitreis te verifiëren. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat aanvullend onderzoek moet worden verricht, door bijvoorbeeld nader onderzoek te doen bij de Franse autoriteiten. Ook heeft de rechtbank erop gewezen dat eiseres de gelegenheid had moeten krijgen om haar situatie toe te lichten en bewijs aan te dragen, omdat dit in het aanmeldgehoor niet aan de orde is gekomen.
10. Het onderzoek dat verweerder heeft verricht, bestaat uit een verzoek per e-mail aan de Franse autoriteiten, waarbij het kopie van de pagina van het paspoort met de stempels is bijgevoegd. Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder deze e-mail overgelegd. De (vertaalde) reactie luidt:
“Goedendag,,
Allereerst hebben we geen informatie om te bevestigen dat deze passagier Frankrijk verliet op 02/01/2024.
Aan de andere kant lijkt het stempel voor deze datum authentiek te zijn, zowel qua vorm en de beveiligingsnummers. We kunnen daarom aannemen dat het paspoort en zijn drager Frankrijk op die datum hebben verlaten.
De uitreisstempel van december 2023 is echter vervalst of nagemaakt. Het lettertype van de datum is verkeerd en het beveiligingsnummer '20' is niet dat van de maand december 2023 voor Frankrijk.
We hebben geen verdere informatie en hopen dat dit u helpt bij uw
onderzoek”
11. De Franse autoriteiten gaan er dus vanuit dat eiseres Frankrijk heeft verlaten, maar kunnen dit op basis van de informatie die verweerder heeft aangeleverd, niet met volledige zekerheid vaststellen. Ter zitting verklaarde verweerder niet over meer informatie te beschikken en niet te weten welk onderzoek de Franse autoriteiten precies hebben verricht om tot deze conclusie te komen. Verweerder stelde zich op het standpunt dat het aan eiseres is om meer informatie aan te leveren, bijvoorbeeld een vluchtnummer of boardingpass. Verweerder miskent hiermee echter dat de rechtbank aan verweerder heeft opgedragen om de uitreis te verifiëren en het daarmee aan verweerder was om, als daartoe nadere informatie nodig was, eiseres bijvoorbeeld uit te nodigen voor een nader gehoor dan wel schriftelijk bij haar de informatie op te vragen.
11. De rechtbank neemt bij het voorgaande in overweging dat eiseres stukken heeft overgelegd, waarmee er in ieder geval sterke aanwijzingen zijn dat eiseres, na haar verblijf in Frankrijk, in Iran heeft verbleven. Het transactieoverzicht, met daarbij de toelichting ter zitting dat, vanwege internationale sancties opgelegd aan Iran, zij met haar bankpas enkel in Iran kan betalen, alsook de verklaring en röntgenfoto van de tandarts zijn in dat verband voldoende indicaties. De rechtbank merkt hierbij op dat de documenten die eiseres ter zitting in het digitale systeem heeft gezet, door de rechtbank niet zijn meegenomen in haar oordeel. Zoals ter zitting geoordeeld, is het dusdanig laat nog inbrengen van stukken in strijd met de goede procesorde.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met zorgvuldigheidsbeginsel. De overige beroepsgronden behoeven gelet hierop geen bespreking.
13. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak.
15. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 13 maart 2025;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres, waarbij
rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan op 14 april 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch meegedeeld aan de gemachtigde van eiseres op 10 april 2025 om 15:18 uur en aan de gemachtigde van verweerder op 10 april 2025 om 15:20 uur.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.