In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een Iraanse nationaliteit, had op 19 augustus 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar haar aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor haar aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk.
Eiseres heeft aangevoerd dat Nederland verantwoordelijk is voor haar asielaanvraag, omdat zij na het verstrijken van haar visum buiten de EU heeft verbleven. De rechtbank had eerder, op 27 januari 2025, geoordeeld dat het uitreisstempel in haar paspoort een indicatie kan zijn van vertrek uit de EU en dat er nader onderzoek moest worden verricht. Echter, het onderzoek dat de verweerder heeft uitgevoerd, werd door de rechtbank als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet adequaat had voldaan aan de opdracht om het uitreisstempel en de gestelde uitreis te verifiëren.
De rechtbank concludeert dat er sterke aanwijzingen zijn dat eiseres na haar verblijf in Frankrijk in Iran heeft verbleven, op basis van de overgelegde documenten. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit van 13 maart 2025 en draagt de verweerder op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814 toegewezen.