ECLI:NL:RBDHA:2025:6231
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na afhandeling beroep
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een verblijfsdocument EU/EER heeft aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag met een primair besluit van 29 september 2023 afgewezen. Na het indienen van bezwaar heeft de minister op 26 juli 2024 het bezwaar afgewezen, waarop verzoeker beroep heeft ingesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 28 februari 2025 behandeld, samen met een andere zaak (NL24.31455).
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank in een eerdere uitspraak op 24 maart 2025, zaaknummer NL25.31455, al een beslissing heeft genomen op het beroep van verzoeker. Hierdoor is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en oordeelt dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier, en is op 24 maart 2025 in het openbaar uitgesproken.